dinsdag 17 april 2012

Inge Klinkert: Gehaktballen met brood


Dit is het laatste verhaal uit het Boekenweekproject van dewebschrijvers.nl met het thema "Vriendschap en andere ongemakken."

Gehaktballen met brood
door Inge Klinkert
Ze was 10 toen ze bij me in de klas kwam en 11 toen haar moeder aan borstkanker stierf.  Ik zie haar nog voor me toen ze die eerste schooldag onwennig naast meester Klunder stond, in een groene broek met witte sandalen eronder en een strakke gele spencer over een witte bloes.  “Dit is Bernardien, ze zit vanaf vandaag bij ons in de klas. Bernardien, ga maar naast Reina zitten”.  Sommige kinderen gniffelden om haar kleren – die droegen we in de stad allang niet meer. Wij liepen in spijkerbroeken en op booties en hadden blauwe schipperstruien aan.
Ze had mooie groen-bruine ogen met enorm lange wimpers en een grappige dwarrel in haar pony. Toen ze naast me in de schoolbank schoof, lachte ze verlegen. Ik besloot dat dit mijn beste vriendin zou worden – eindelijk, nu had ik er ook een.  En vriendinnen werden we.  
Bernardien groeide op in een klein dorpje in Noord-Groningen. Haar vader was daar het Hoofd der School en ze genoten aanzien in het dorp, zoals dat zo mooi heet.  Ze was op die school een van de besten. Haar ouders besloten te verhuizen naar de stad omdat dat praktischer was toen haar vader een baan op een middelbare school had gevonden en haar  moeder voor behandeling steeds vaker naar het Academisch Ziekenhuis moest. Bernardien vond het de eerste tijd in Groningen verschrikkelijk, zo vertelde ze achteraf. Opeens was ze de slechtste van de klas, op verjaardagspartijtjes moest ze ‘in het lang’ komen terwijl ze niet eens een lange rok had. Jaren later realiseerden we ons diep ontroerd dat haar moeder, zo ziek als ze was, de avond voor het feestje van een oud gordijn nog gauw een prachtige rok voor haar had genaaid.
De ziekte van haar moeder kwam tussen ons niet vaak ter sprake. Bernardien had het daar niet graag over.  Op de dag dat ze 11 jaar werd, lag haar moeder in het ziekenhuis. Ik ging mee op bezoek en Bernardiens moeder was opgewekt en zag er goed uit. De inspanning die dit deze doodzieke vrouw moet hebben gekost, beneemt me nog wel eens de adem – nu ik zelf moeder ben. Maar in de lift stootten we elkaar opgetogen aan: “Ze wordt vast weer helemaal beter!”  Het was de enige keer dat we direct onze gevoelens daarover deelden.
Twaalf dagen later logeerde Bernardien bij mij en maakte mijn vader haar om 02.00 uur wakker. “Tante Greetje is bij jou thuis en die wil je graag zien”. Ze vroeg verder niets en kleedde zich aan. Later hoorden we van mijn ouders dat Bernardiens vader zijn kinderen in de buurt wilde hebben, voor het geval dat zijn stervende vrouw nog naar ze zou vragen. Bernardiens moeder overleed 12 uur later op Moederdag om 14.00 uur en ik kon er met mijn verstand niet bij. Ik kon ook niet naar Bernardien toe, want vele tantes en ooms ontfermden zich nu over haar. Eén keer ben ik in de dagen erna naar haar huis gegaan, om te vragen of ze kwam spelen. Ze liet me opgetogen binnen en vroeg aan haar vader of ze met me mee mocht. Hij zat in een stoel te roken en te huilen en trok de haren bij zijn slapen er stuk voor stuk uit. Het mocht.
Ik ben niet naar de begrafenis geweest. Ik had het heel graag gewild, maar mijn ouders vonden me te jong. Mijn school lag vlakbij de kerk waaruit de begrafenis plaatsvond en toen de schoolbel ging hoorde ik tegelijkertijd de kerkklokken luiden.
Ik moest onbedaarlijk huilen. Ik maakte me zorgen om Bernardien. Als ik al zo verdrietig ben, hoe moet zij zich dan wel niet voelen? Juf Kerkstra zag mijn tranen en keek me vragend aan. “Bernardiens moeder wordt nu begraven”, snikte ik. Ze sloeg een arm om me heen en bracht me naar mijn klas waar ze een glaasje water voor me inschonk. Ik kan me niet herinneren dat de meester er verder die middag nog aandacht aan heeft besteed. Maar ik moest steeds kijken naar die lege plek naast me.

De tijd daarna kwamen er nichtjes in het gezin die hielpen bij de dagelijkse zorg. En ’s weekends sloeg haar vader op de vlucht voor zijn verdriet en nam zijn kinderen overal mee naar toe. Ik ben een paar keer mee geweest naar Bergen. Dan sliepen we in een goedkoop pension, gingen overdag naar het strand en ‘s avonds naar de bar Het Zeepaardje.  Daar dronken we zelfs onze eerste pilsjes.  Het is dus niet verwonderlijk dat ik op een nacht spuugmisselijk wakker werd. Ik had ’s avonds tijdens het avondeten de glazige macaroni van de pensionhoudster beleefd afgeslagen, waarop ze twee gehaktballen met brood voor me maakte. Vette gehaktballen die het brood hadden verweekt tot een zompige gele brij.  Maar een tweede keer weigeren durfde ik niet. Dus ik at het op zonder te kauwen…
Midden in de nacht maakte ik Bernardien wakker en vroeg of het licht aan mocht. En weer uit. En weer aan. Of ze misschien een emmertje had. NU!!!!!  Bernardien keerde de prullenmand ondersteboven en hield die fluks onder mijn pipse neus. Net op tijd, mijn maag ontdeed zich van de gehaktballen met brood vermengd met bier. Het luchtte enorm op. Daarna zou Bernardien het wel even opruimen, maar de wc bevond zich op de gang en ze was bang dat ze andere gasten zou wakker maken. Dus kieperde ze het in de wasbak. Die vervolgens van al dat ongekauwde voedsel verstopt raakte. Ze heeft het echt gedaan: met haar vinger mijn uitgekotste gehaktballen door de afvoer gedrukt. Vloekend en kokhalzend. En na afloop kregen we samen langdurig de slappe lach.
12 jaar waren we. Te jong voor de dood. Te jong voor de kroeg. Te jong voor de drank. Te jong om meegezogen te worden in het verdriet en de vlucht van haar vader. Maar niet te jong voor een hechte vriendschap. En ook nooit te oud trouwens. We zijn op weg naar ons 8ste lustrum.

maandag 16 april 2012

Mirjam ten Have: Vriendschap en andere ongemakken.


Dit is een verhaal uit het Boekenweekproject van de webschrijvers.nl

Vriendschap en andere ongemakken
door Mirjam ten Have

Ze stond op hem te wachten op het station, voor de fietsenstalling. Het was een natte, druilerige dag, eind februari. Ze hadden hier afgesproken, zodat ze daarna gelijk met de trein door kon naar haar werk. Ze drentelde wat heen en weer, “Als hij nu maar snel komt, het is koud hier buiten!” en ze blies in haar handen om warm te worden.
Toen ze hem aan zag komen fietsen, vond ze dat hij er vermoeid uitzag. “Hij werkt ook veel te hard voor zijn leeftijd” dacht ze in een flits, “als hij zo doorgaat haalt hij zijn pensioen nooit”. Een vluchtige kus, en ze pakte het pakje van hem aan. Ongemerkt veegde ze een pareltje zweet van zijn wang. “Bedankt dat je het hier wou afgeven, dat scheelt een hoop tijd”, hoorde ze haar stem zachtjes tegen hem zeggen. "Zag ze nu echt die donkere wallen onder zijn ogen?" Ze keek hem bezorgd aan, toen hij weer aanstalten maakte om op de fiets te springen. “Een kleine moeite lieverd,” riep hij tegen de wind in. “Ach, het is vast niets” dacht ze snel, ”ik maak me weer veel te veel zorgen zoals altijd, ik ken hem niet anders dan altijd onderweg”. Toen hij wegfietste, en ze zijn kromme rug zag, bekroop haar het akelige gevoel dat dit de laatste keer was dat ze hem zou zien. “Hé, pap doe je het rustig aan!?” riep ze geschrokken, te hard tegen de wind in. In de vluchtige wolk waarmee hij wegfietste, staarde ze hem na, en weg was hij weer. Een koude rilling liep over haar rug. “Wat een nare gedachte zeg, snel vergeten!” Ze trok haar jas iets dichter om zich heen.
In de trein viel ze vrijwel direct in slaap.

Met een haastige stem nam ze de telefoon op, ze kwam net de trap afgelopen en de telefoon was dit keer indringender dan anders geweest, alsof er geen ander geluid in huis was dan alleen de telefoon. Met een rotgang vloog ze de deur uit, op de fiets naar het ziekenhuis, de telefoon bungelde aan zijn snoer over de rand van de tafel.
De stem van de arts klonk leeg en streng. Ze durfde hem niet aan te kijken en staarde naar haar voeten.
 “U bent net te laat mevrouw, uw vader is zojuist overleden aan een hartstilstand, wij hebben ons best gedaan, maar het mocht niet baten.”
Ze trok wit weg, knipperde nauwelijks met haar ogen, en stond stil te kijken naar het levenloze lichaam van haar vader. Haar gedachten gonsden.
“Had ik het nu maar tegen hem gezegd, dan had ik afscheid kunnen nemen… “








zondag 15 april 2012

Agmar van Rijn: In het krijt


Dit is een verhaal uit het Boekenweekproject van de webschrijvers.nl met het thema "Vriendschap en andere ongemakken." 

In het krijt
door Agmar van Rijn

‘Ja, met mij.’
‘Hee… hoi Eline.’
‘Ik wilde even met je kletsen. Het was zó vervelend vandaag, ik moest een hele stapel facturen inboeken en ik heb keihard mijn best gedaan, maar toch kwam Anoesjka me om vijf uur op de vingers tikken!’
Marijke legt haar boek naast zich op de bank. Haar vingers spelen met de bladzijden.
‘Of ik morgen misschien mijn Iphone met rust kon laten, en me op mijn werk kon concentreren, belachelijk toch?’
Marijke onderdrukt een zucht.
‘El, Anoesjka is heus niet zo’n bitch hoor. Het is toch ook belangrijk om je werk af te krijgen?’
‘Jee, Marijke, wanneer ben jij ineens dominee geworden? Nu we geen collega’s meer zijn neem je het ineens voor haar op!’
Marijke denkt aan de assertiviteitscursus, het voornemen duidelijker te zijn tegen haar beste vriendin. In de cursusgroep gingen oefeningen prima. Haar voorzichtig uitgesproken meningen werden met respect ontvangen en al snel begon ze zich wat zelfverzekerder te voelen. Marijke haalt adem. Hou het bij jezelf, wees rustig en duidelijk.
‘Eline, ik vind het niet zo leuk als je me een dominee noemt. Het was niet mijn bedoeling je de les te lezen. Ik bedoel gewoon dat je het misschien niet zo zwaar op moet nemen, wat Anoesjka zegt.’
‘Nou breekt mijn klomp! Je bent toch mijn vriendin, of is het je soms naar het hoofd gestegen nu je bij dat advocatenkantoor zit?’
Is het koud hier in de kamer, heeft ze te lang stilgezeten met haar boek op de bank?
‘Nee Eline, maar…’
‘Nou, laatst heb je me ook al zo laten zitten, toen ik me zo klote voelde omdat Klaas nooit terugbelde!’
Elines stem schiet de lucht in.
Marijke denkt aan Klaas, aan die schitterende vierkante kop. Wat had ze graag een praatje met die jongen aangeknoopt toen ze hem in de kroeg zag staan, aan de toog. Maar Eline legde een hand op haar arm en kondigde aan dat zij hem wel zag zitten.
Toen Klaas na één date nooit meer belde, was Eline op een vrijdagavond langsgekomen, met rode ogen, in haar joggingpak en met een weekendtas over de schouder. Ze wilde graag blijven logeren, samen op de bank hangen, chocola en chips eten en naar Net5 kijken. Omdat zij zo verdrietig was. Marijke had stokstijf voor de deur gestaan. Diezelfde middag had ze haar eerste cursusbijeenkomst gehad, en ineens zei ze dat het niet zo goed uitkwam, vanwege andere plannen. De hele avond had ze Elines helderblauwe ogen voor zich gezien, die zich opensperden toen ze langzaam de deur dicht had gedaan.
‘Eline. Je had toen ook eventjes kunnen bellen, het kwam toen niet zo goed uit. En je kunt me toch niet voor de voeten gooien dat ik niets voor je over heb. Ik probeer altijd mijn best te doen, ik geef heus heel veel om je.’
Ze hoort het zichzelf zeggen. Altijd was ze voor Eline in de bres gesprongen, al leek het niet altijd eerlijk wat het frêle meisje met de witblonde pijpenkrullen uitspookte. Als kind al, toen Eline gelogen had tegen Marijkes moeder, dat zij echt niet haar dure lippenstift had gebruikt bij hun verkleedspel. En later, toen Eline fors uit de kas van hun werkgever had gestolen. Marijke had het ontbrekende bedrag bijgepast, om te voorkomen dat Anoesjka het zou ontdekken. Toen Eline later snikkend opbiechtte dat ze  diep in de schulden was geraakt, had Marijke haar ook nog een flink bedrag geleend.
‘Aah, ik snap het! Het gaat je om het geld, hè? Je wilt zeker je geld terug! Je weet heus wel dat ik het nu niet terug kan betalen! Ik begrijp niet dat je me niet gewoon kunt vertrouwen!’
‘Het gaat me niet om het geld, Eline.’
‘Nee? Oh nee? Waarom zeg je dat dan zo, dat je zóveel voor mij gedaan hebt?’
Met een klap valt Marijkes boek van de bank. Ze haalt diep adem.
‘Luister Eline. We doen het zo. Jij belt me nooit meer op, en je komt nooit meer langs. Ik heb er genoeg van, ik wil geen vriendinnen meer zijn. Die drieduizend euro hoef ik niet meer terug, oké? Succes ermee.’ En ze drukt Eline weg.

De cursusleider prijst haar. Ze heeft eindelijk een grens gesteld. Merkwaardig rustig voelt ze zich eronder. Ze mist Eline niet, en Eline heeft op haar beurt niets meer van zich laten horen. Zou het dan eindelijk lukken om een eigen leven te leiden?
Op een namiddag gaat de bel. Er staat een kleine, vaag bekende vrouw voor de deur, haar ronde gezicht is dichtgekit met foundation en ze heeft bleekroze lippenstift op. Van achter haar rug komt een grote zwarte microfoon, die ze voor haar mond positioneert.
‘Halló! Jij moet Marijke zijn! Wat fijn dat we je thuis treffen! Je zult je wel afvragen waarom we op de stoep staan, nietwaar? Nou…’
De vrouw kijkt opzij, waar een cameraman is opgedoken. Op dezelfde overdreven enthousiaste toon gaat ze door:
‘Het gaat om iemand die jij al heel erg lang kent. Ze is er door dik en dun voor jou geweest, een echte vriendin! Ze is zelfs zo ver gegaan jou op den duur, toen het niet goed met je ging, drieduizend euro te lenen!’
Nu schiet het gezicht van de vrouw weer naar haar, scannend naar haar reactie.
‘Maar vervolgens betaalde jij dat geld niet terug! Toen kon je vriendin het niet meer volhouden je te steunen in jouw slechte periode, en heeft zij de vriendschap verbroken! Maar daar heeft ze spijt van….’ De vrouw stapt verder naar voren, staat nu half in Marijkes deuropening.
‘Ze heeft het gevoel dat ze bij je in het krijt staat, omdat ze er niet voor jou is geweest toen je het moeilijk had! Daarom wil ze het graag met je goedmaken, en tegen je zeggen dat het haar spijt! Hier komt zeeeee!’
 

zaterdag 14 april 2012

Tsafrira Levy: Persona non grata


Dit is een verhaal uit het Boekenweekproject van dewebschrijvers.nl met het thema "Vriendschap en andere ongemakken."


Persona non grata
door Tsafrira Levy 

Op de site chez-persona stond het nodige over haar werkwijze en een prijslijst. Belangstellenden bereikten haar via een versleutelde route, na het invullen van hun codenaam, leeftijd, telefoonnummer, beschikbare avond en specifieke wensen. Daarna moesten ze aanvinken dat ze akkoord gingen met de voorwaarden. Condoomgebruik was verplicht, alsook het laten kopiëren van een geldig identiteitsbewijs. Orale seks was uitgesloten. Tijdens het werk droeg ze een masker. Het gevarieerde maskeraanbod, haar handelsmerk, werkte als een magneet voor mannen die eens wat anders wilden. Ze koos de gezichtsbedekking die bij de klant paste op het moment dat hij beneden voor het oog van de cameralens verscheen en zijn codenaam noemde. De klanten konden rekenen op haar geheimhouding en kwamen graag terug.
Niemand wist dat ze dat werk in de avonduren deed, naast een fulltimebaan als softwarespecialiste. Ze ontving de klanten in een huurflat, ver van haar woonplaats. Dankzij deze bijverdiensten werd een jeugddroom om een kleine boerderij te kopen, ver van de bewoonde wereld, binnenkort werkelijkheid.
De bel kondigde de komst van een nieuwe klant aan, een man van middelbare leeftijd. Toen hij zijn codenaam noemde, schrok ze. ‘De leeuw. Laat me erin, liefje’. Die stem zou ze uit duizenden herkennen. Het gezicht op het piepkleine scherm naast de deur was van de vader van Marleen, de man die ze meer dan wie ook op de wereld haatte. Om hem had ze het contact met haar beste vriendin op haar negende jaar verbroken. Hij drukte nu langer op de bel. ‘Laat me erin, schattebout. Mijn lul bevriest in deze kou’.
Ze pakte het vossenmasker met de lange snuit uit de kast en wachtte gespannen op het afgesproken klopsignaal. Toen hij zijn jas in de hal uitdeed, had ze zichzelf weer onder controle. ‘Volg me’. In de kamer kopieerde ze zijn identiteitbewijs en zag dat hij over zijn leeftijd had gelogen.
Hij keek intussen wat rond. ‘Je hebt het mooi voor elkaar, vosje’.
‘Dank u. Betalen vooraf, alstublieft’.
Hij gromde en greep naar haar borsten. ‘De leeuw wil geen kat in de zak kopen, vosje’.
Ze weerde zich af en noemde het afgesproken bedrag.
‘Je bent erg zakelijk, zeg. Wees lief voor de leeuw’.
‘U krijgt wat u hebt besteld’.
‘Pijp mij dan vooraf, in plaats van handwerk’, zei hij.
‘Uitgesloten’.
‘En als ik er extra voor betaal?’
‘Ook dan niet’.
‘De klant is koning’.
‘Hier niet en als het u niet bevalt, kunt u gelijk vertrekken’.
‘Ho ho, nee zeggen tegen de leeuw windt het beest op en maakt hem wild’.
‘De vos is slimmer. Alles wordt gefilmd en direct opgeslagen in mijn klantenbestand. Daar staat nu al een kopie van uw rijbewijs, dus past u maar op, meneer Braadsma.
Uw tijd gaat nu in ’. Ze wees naar de grote wandklok en acteerde geroutineerd de verleidelijke rol, die hem zichtbaar opwond.

‘Trek alles uit’, zei hij schor terwijl hij het geld in biljetten van tien en vijf euro’s vlug neertelde. Ze telde de biljetten rustig na en stopte alles in een grote spaarpot die vastgeschroefd zat aan een stevige plank.
Vervreemd van zichzelf voerde ze de overeengekomen handelingen uit en lette goed op, dat hij en zijn lid goed in beeld bleven. Binnen in zichzelf zorgde ze voor een kamerscherm tussen hen hier en het bange, negenjarige meisje dat op haar duim zoog in bed. Ze logeerde toen bij haar beste vriendin. Marleens moeder had die nacht dienst in het ziekenhuis en het was de vader, een gemeenteambtenaar, die hen welterusten kwam zeggen. Als een tapijthandelaar liep hij heen en weer tussen de deur en het logeermatras, waarop zij lag, de afstand te meten. Midden in de nacht kwam hij terug. Ze werd stikkend wakker op de bank in de woonkamer. Het was geen nachtmerrie. Een zwaar gewicht drukte op haar armen, een enorm ding drong steeds dieper in haar keel. Ze raakte in paniek, dacht dat ze dood ging, kokhalsde, spuugde, huilde zonder geluid. Toen hij klaar was, beval hij haar te zwijgen over wat net was gebeurd en dreigde haar broertje te vermoorden, als ze hier iets over losliet. Het was allemaal haar schuld, een meisje van negen jaar hoorde niet op haar duim te zuigen. Ze geloofde hem en was voor de rest van haar leven klaar met duimzuigen. Vanaf die nacht meed ze ook Marleen. Ze zag hoe haar vriendin eronder leed en ze miste haar zelf heel erg. Marleen werd steeds stiller in de klas en op het schoolplein, steeds meer in zichzelf gekeerd.
Dezelfde man kwam nu weer aan zijn gerief bij haar. ‘Je bevalt me wel, vosje. Boek me voor volgende week, zelfde tijd, graag met korting en een paar graden warmer voor de vaste klant’.
‘Ik heb pas over drie weken plaats en ik geef aan niemand korting’.

De volgende ochtend zegde ze de huurflat op, verwijderde de chez-persona-site van internet en zorgde voor een moeilijk traceerbare, maximale verspreiding van het korte filmpje, genaamd Persona non grata: van kinderverkrachter tot hoerenloper. Ook meneer Braadsma en zijn afdelingschef kregen dat filmpje via de e-mail toegestuurd. Ze had het beeldmateriaal handig gemanipuleerd. De kijker zag zijn gezicht in close-up, daarna zijn lid met de leeuwenkoptatoeage dreigend dicht bij het gezicht van een huilend meisje. Een oude foto van zichzelf werd voor dat doel bewerkt. Vervolgens nam hij een prostituee van achteren, terwijl de jonge vrouw, gemaskerd, in de cameralens keek. Zijn rode kop en de tatoeage waren daarbij ook weer goed in beeld. Het filmpje werd een hit en leidde tot een rechtszaak, die veel publiciteit kreeg. Meneer Braadsma werd door verschillende vrouwen herkend en aangeklaagd als de man die hen als kind heeft gemolesteerd. Ook zijn eigen dochter behoorde tot de slachtoffers, stond in de krant.
Ze spoorde Marleen op en stuurde haar een gescande foto van hen samen, twee lachende meisjes op de schommel achter haar ouderlijke huis. Het was lente, de tuin stond in bloei. Onder de foto zette ze het volgende bericht: ‘In mijn hart blijf je mijn beste vriendin’.

vrijdag 13 april 2012

Rob Engelsman: Melissa


Dit verhaal is geschreven in het kader van het Boekenweekproject van dewebschrijvers.nl met het thema "Vriendschap en andere ongemakken" 

Melissa
door Rob Engelsman

Het begon bij het doorgeefraam naar de keuken van het eethuis. Ik was haar naam kwijt. Dus ik vroeg het nog maar een keer.
"Melissa", zei ze en ze lachte zo lief.
Daarna moet zich soms iets hebben afgespeeld wat op flirten leek, maar hoe zat het ook alweer. Heel onschuldig in elk geval. Zoiets als telkens gedag zeggen en later weer afscheid nemen, maar iets nadrukkelijker dan normaal en dan die glimlach.
Schattig blond meisje, heel jong, ze deed stage hier voor haar opleiding. We praatten ook wel eens. Ze had ergens gesolliciteerd. Maar ze wilde daar tóch niet werken, vertelde ze. Het was hier veel prettiger.
“En vind je de mensen hier ook aardig?" vroeg ik.
"Ja".
Toen kwam de overmoed.
"En je vind mij zeker ook leuk"
Ik dacht dus niet: Wat moet zo'n mooi jong meisje met zo'n dikke oude man? Nee, Ik dacht niets. Het kwam er zomaar uit en ze zei:
"Ja."
Dat was flirten, daar kon ik niet omheen.
 
De maandag daarna bij het afrekenen boog ze zich over de toonbank naar me toe en ze glimlachte weer zo lief en vroeg:
"Wat komt u doen? Afrekenen, of zullen we een goed gesprek hebben?"
Verdomme, ze was nog geestig ook!

Dinsdag was ik er weer. Ik rustte niet voor ik haar gevonden had, ergens achterin de keuken. Ik zei haar nadrukkelijk goedenavond. Meer niet en toen ik naar huis ging, liep ik weer de keuken in zei: "tot ziens Melissa," en liep weg.
Ik was al bijna bij de buitendeur, toen ik een luide kreet hoorde.
Ik liep terug.
"Wat zei je?"          
"En u een hele prettige avond nog!" riep ze opgetogen, maar er was iets veel belangrijkers: ze kleurde hevig en glimlachte op zo’n verlegen manier dat ik dacht: die glimlach kén ik.
 Vanaf dat moment was het echt mis.
Wat ik dan altijd doe is drinken en kletsen. Iedereen moet het weten. Wat me overkomen is en dat ik er zo onrustig van wordt.  Ik wil nieuwe kleren kopen en in no-time vreselijk afvallen en mijn snor eraf want die maakt me zo oud en na verschillende borrels begin ik van allerlei te roepen en de volgende dag ben ik bedroefd.
Een vreemd bijverschijnsel was dat ik opeens veel méér oog kreeg voor vrouwen, ook diegenen, waar ik anders niet op lette. Er was iets bij me boven gekomen. Er waren van die gevoelens, zo maar, bij deze en gene. Het is de vraag of ik dat leuk vond. Het leven was immers veel rustiger, toen dat nog niet zo was.
 
Maandag dacht ik dat het beter was, als ik toch geen honger had, om maar niet naar het eethuis te gaan. Ik hád geen honger. Dat kwam door de zenuwen. Maar tegen zeven uur dacht ik: Ik kan toch zo'n beetje die richting uitfietsen? Halverwege kan ik nog omdraaien, maar ik kwam tot in de Ebbingestraat, de Grote Markt, de Vismarkt zelfs …
Ik liep de eetzaal binnen. Geen Melissa.
Ik had nog steeds geen trek, dronk het ene glas port na het andere en praatte wat met kennissen.
Toen heb ik het tenslotte toch maar gevraagd: "Is Melissa er niet?"
"Jawel," zei iemand, "ze komt zo."
Ze kwam en woof en lachte, maar ging eerst andere mensen helpen.
De zenuwen waren gelukkig grotendeels verdwenen, maar ik dronk wel stevig door en ging weer aan een ander tafeltje zitten praten.
 Melissa kwam voor in het zaaltje staan en keek een tijdje rond. Toen zag ze me en kwam naar me toe.
"Ik zag u niet meer!"
Ze kwam erbij staan en weer had ze die prachtige blos tot achter in haar nekhaartjes. Ik vroeg van welke muziek ze hield, want ik wilde haar ooit eens mee vragen naar een popconcert. Ik vertelde haar dat ik  U2 wel mooi vond, omdat dat zulke romantische muziek is. Daar moest ze om lachen. Ze begréép me en bleef maar voortdurend bij mijn tafeltje staan. Ze heeft jonge benen.
Toen viel er een gat. Ziekte ... busstakingen: het kwam erg ongelegen en het duurde zo lang. Wekenlang zag ik haar niet.
Maar ik wist dat er nog een diploma-uitreiking zou volgen van haar opleiding.
In de feestruimte mocht ik op een stoel gaan zitten, maar geen Melissa te zien. Heel lang wachten,  tussen de ouders van de leerlingen.
Tenslotte kwam opeens een hele groep de zaal binnenstormen en yes! daar was ze. Voor het eerst viel me op dat ze lang sluik haar had. Ze was veel mooier dan ik me herinnerde. Er vielen me plotseling meer lichamelijkheden op. Dat verontrustte me. Misschien had ik liever dat ze dat madonnaatje bleef.
Ze zag me niet.

Ze weet natuurlijk dat ik er ben en ze heeft me ook gezien, maar ze negeert me, dacht ik paniekerig. Was het niet beter om weg te gaan, voor het fout liep, zoals ik me voorgenomen had?
Het werd een kwartiertje op hete kolen. Haar blik dwaalde soms tot dicht in mijn buurt, maar ze zag me niet.  Ze had veel plezier met de jongens naast haar en klapte voor iedere kandidaat.
Tenslotte werd ze naar voren geroepen. Ze lachte uitbundig om de toespraak van de lerares. Daarna moest ze haar handtekening zetten.
Ze liep de zaal weer in en tóen zag ze me pas en werd alles weer goed.
 
Ze wuifde, ze lachte en ze kleurde weer.  Ze kwam naar me toe. Stralend!
Ik gaf haar die ene roos die ik meegenomen had omdat een hele bos iets te nadrukkelijk was, vond ik.
"Kom je nog een keer in het eethuis?" vroeg ik aarzelend.
Het was alsof ze me gerust wilde stellen. "Ja hoor, ik hoef niet meer te werken, maar ik kom nog wel een keertje."
"Hopelijk zie ik je dan," probeerde ik.
"Natuurlijk!, op welke dagen bent u er meestal?"
"Maandag "
"Dan kom ik maandag."

Ze was zo lief....
maar ze kwam niet.