dinsdag 18 september 2012

Knopie

Dit is een verhaal voor de bundel Bij Nacht en Ontij, geschreven door Cees Baas

Knopie

Nu moet dit verhaal eindelijk maar eens verteld worden. Ik was een jonge dokter in een afgelegen dorp op de zandgronden en het was een heel andere tijd. Maar de geschiedenis van de oude Japsen en zijn kinderen heeft me nooit losgelaten. Ze hadden een keuterboerderij achteraf en ze zaten elke zondag netjes op grootte in de kerk. De drie dochters altijd even schichtig, de twee oudste zoons net zo bonkig als hun vader, trots, koppig en sterk. De moeder was vroeger in het kraambed doodgebloed, het nakomertje was nu een jaar of tien. Hij werd meestal Knopie genoemd omdat hij ooit voor de klas pontificaal zijn gulp open had staan. Knopie was een tenger ventje met treurige ogen. Een aandoenlijk knulletje voor wie het vast niet meeviel dat hij van zijn broers na school flink mee moest helpen met de varkens en op de akker. 
Op een dag kreeg ik bericht dat de oude Japsen ziek was en of ik naar ze toe wilde komen. Het kostte me meer dan een half uur over de rulle zandpaden van een gortdroge zomeravond. Bij ontvangst stonden de dochters me op te wachten bij de deur. Vader was aan het hoesten gegaan en lag al dagen met koorts. Hij zag er ziek uit en was vermagerd. Toen ik hem nakeek bleek mijn vermoeden juist, een flinke pneumonie. Dat was in die tijd een forse diagnose, met een hoge mortaliteit. Ik vertelde ze maar niet van de penicilline die in Nederland nog maar mondjesmaat beschikbaar was. Toen ik de kamer met bedstee verliet zag ik Knopie bovenaan de trap staan. Hij had een lelijk blauw oog en keek me uitdrukkingsloos aan. Ik stapte met bezwaard gemoed in mijn auto, niet alleen vanwege Japsen, maar ook vanwege Knopie. Natuurlijk kwam kindermishandeling in die dagen ook voor, misschien nog wel meer dan nu, maar iedereen bemoeide zich met zijn eigen zaken. Dokters ook, behalve als het echt uit de hand liep. 
Japsen kwam goed door zijn longontsteking heen. Hij bleef net zo koppig als altijd en ging door met roken, ook al had ik hem gewaarschuwd. Velen van ons zagen toen al wel de samenhang met longziekten.
De zomer ging voorbij in het dorp. Roddels kwamen en gingen, er werd gehooid, er werd geoogst, de varkens werden vetgemest voor de slacht. Alleen Japsen werd alsmaar magerder. Pas eind september werd ik weer geroepen. Het was een gure nacht met grauwe wolken die door de hemel joegen en de halve maan af en toe verduisterden. Bij vlagen gutste de regen over mijn voorruit. Toen ik aankwam was het al voorbij. Ik knikte naar de oudste dochter. Ze huilde niet toen ze zijn ogen voorzichtig sloot. Ze had meer een blik van berusting, misschien ook wel opluchting. God weet wat er zich onder dat dak allemaal afspeelde. Ik wist niet of ze beter af zouden zijn onder de heerschappij van de broers, nu vader er niet meer was. Ik wist wel dat een boerderij zoals die van hun weinig toekomst had zonder sterke mannenarmen. 
Terwijl ik nog naar de graatmagere Japsen stond te kijken klonk er buiten ineens een hels kabaal. Ik haastte me naar de achterkant van de schuur. Daar trof ik de scene aan die me mijn leven lang is bijgebleven. In het vale schijnsel van de maan zag ik twee woedend krijsende zwijnen in gevecht met een verwilderde boerenhond. Het ging om een stuk bot met flarden huid en vlees er nog aan. De jongere broer sloeg met een schop in op de vechtende beesten, de oudste keek op van zijn werk en bevroor toen hij me zag. Hij stond naast het natte zand van een dichtgegooide kuil. De graafsporen van de zwijnen en de hond waren duidelijk zichtbaar. Hij probeerde met bagger en rommel van de mestvaalt de sporen uit te wissen. Ik heb geen woord gezegd. Na verloop van tijd draaide ik me om en ging naar huis, misselijk bij de gedachte dat het bot een menselijke ellepijp was. 
De geruchten dat Knopie niet van huis was weggelopen deden nog jaren de ronde in het dorp, waarschijnlijk ook nog lang nadat ik naar een andere provincie was verhuisd. Ik heb me sindsdien altijd afgevraagd wat er van de dochters terecht zou zijn gekomen, alleen op de boerderij, hun broers in de gevangenis, als ik gesproken had. Nu is het te laat, het is te lang geleden. Maar rust heb ik nog niet gevonden.

Heb jij ook een verhaal voor onze bundel? Ga naar www.dewebschrijvers.nl

Geen opmerkingen:

Een reactie posten