donderdag 5 januari 2012

Annemieke, een verhaal in 1001 woorden


Annemieke

Na vijfentwintig jaar ziet ze er nog hetzelfde uit als toen. Misschien heeft ze meer volume, maar nog steeds lange blonde krullen, de nieuwsgierige blik achter een zwartroze bril en die mooie volle mond.

Hij stelt zich voor hoe hij er in haar ogen uitziet. Nog steeds dezelfde? Hij dacht het van niet. Zijn bollende buik en de weggetrokken haargrens hebben van hem een oude man gemaakt, denkt hij bitter.
Eigenlijk had hij helemaal niet naar de reünie gewild. De hele avond vragen hoe gaat het? en antwoord geven op de vraag en wat doe jij tegenwoordig?, daar heb ik absoluut geen zin in, riep hij door de telefoon tegen zijn oude schoolvrienden, die niets van zijn bezwaren wilden weten. Je gaat gewoon mee, Geert, of je nu wilt of niet!
Hij had toegegeven.

Geert ziet haar naar hem kijken. Ze laat haar ogen even op hem rusten en wendt dan haar hoofd weer af. Ze herkent me niet eens, zie je wel. Hij loopt naar de bar voor een glas whisky. 

Vijfentwintig jaar geleden. De eerste les Nederlands in de vierde havo. Hij zat alleen op de voorste rij, de tweede bel was gegaan en de les was begonnen.
Na vijf minuten opent een blozend meisje met blonde krullen en een enorme geelzwarte bril de deur en komt, sluipend op haar gympen, de klas in. Ze heeft het verplichte briefje van de conciërge in haar hand. Dus, Annemiek, zegt meneer Prins, het jaar begint, zoals het geëindigd is.
Sorry, meneer, lekke band, echt waar! bloost Annemiek.
Ga daar maar zitten, wijst Prins,dan kan ik je dit schooljaar extra in de gaten houden.
Zo werd Annemieke naast hem geplaatst. Ze is er niet meer weggegaan. Annemieke was een zittenblijver. Een jaar ouder dan hij.
Al snel zitten Annemieke en hij ook in andere lessen naast elkaar. Op haar zolderkamer maken ze huiswerk en worden ze stoned van rode Libanon. Ze praten over muziek en kunst, over God, over het communisme en het kapitalisme, over voetbal en gedichten, over hun familie, over drugs en de liefde.
Ze praten over de vriendjes waar Annemieke mee zoent. Ze zijn veel te klein en het zijn altijd jongens die op zoek zijn naar moederliefde, concludeert Geert vrolijk. Het schooljaar verstrijkt in hoog tempo.Onafscheidelijk zijn ze dat jaar.
De zomervakantie nadert. Geert gaat tomatenplukken voor zijn vakantiegeld. Waar hij heen gaat, weet hij nog niet. Annemieke staat achter de kassa bij de HEMA. 
Geert, vraagt Annemieke, wat zou je ervan zeggen als wij twee, als wij…?
Wij? Op vakantie? Mag jij dat van je ouders?
Vast wel! Jij?
Ik denk het wel.
Zo komen ze tot het besluit: Annemieke en Geert gaan naar Engeland. Liften naar Oostende, overvaren naar Dover en dan twee weken kamperen. Ze dragen allebei een rugzak van elf kilo.          
De eerste nacht kamperen ze op een camping bij Dover. Ze drinken bier, blowen een joint, praten, lachen, giechelen en ritsen de slaapzakken aan elkaar. Voorzichtig, heel voorzichtig zoenen ze. Haar hand op zijn heup, zijn hand op haar billen. Ze strelen en kussen.
De volgende morgen durft Geert  Annemieke niet aan te kijken. Zij heeft daar geen last van. Ze babbelt er op los, gaat brood kopen en komt terug met twee grote mierzoete gebakjes en een pak melk. Geert weet zich geen raad met haar, het liefst lag hij nog in de donkere tent met zijn hete lijf tegen haar koele billen. Het liefst wilde hij, dat hij dat niet wilde.     
Ze moeten 14 kilometer lopen die dag, heuvel op, heuvel af. Zwetend komen ze bij de volgende camping aan. Annemieke wil samen onder één douche. Daar gebeurt het.
Ze doen het voor de eerste keer. Neuken.
Later, in de tent, doen ze het nog eens over. Geert is overdonderd, heftig opgewonden en hopeloos verward. De volgende dag kijkt Annemieke af toe met een bezorgde blik naar hem, ze vraagt wat er is, maar hij zegt niks terug. ’s Avonds huilt Geert, zachtjes. Zij mag hem niet troosten. Hij wil geen moederliefde. Zij streelt hem, maar hij streelt haar niet terug.
Zijn hoofd zit op slot, hij kan geen woord uitbrengen en hij snapt zichzelf niet.

De derde dag gaat in een gespannen stilte voorbij en ’s avonds, in de tent, zegt Geert dat hij naar huis wil. Annemieke schrikt. Ze snapt het niet en vraagt of zij iets fout heeft gedaan. Geert zegt dat het aan hem ligt, dat hij in de war is en dat zij niets fout doet. Die nacht huilt Annemieke zachtjes in haar slaapzak. Geert kan haar niet troosten, Hij voelt zich een klootzak.
Op de boot naar Oostende koopt hij een fles whisky, die ze samen opdrinken. De wind waait te hard. Lijkwit en onder de kots komen ze in België aan.           
Geert bestelt zijn derde glas.
Er klopt iemand  op zijn schouder. Hij draait zich om en kijkt in de stralende ogen van Annemieke. Herkende je mij niet? vraagt ze, ben ik zo veranderd?
Nee, eh, ja,stamelt Geert, ik herkende je wel, Annemieke. Je bent helemaal niet veranderd. Ik zag je wel.
Annemieke geeft hem twee klapzoenen. Op elke wang een.
Ze komen er niet onderuit. Zij vraagt hoe is het met je? en hij vraagt wat doe je nu?
Annemieke is getrouwd, heeft drie kinderen en een winkeltje in bijouterieën. Ze is enthousiast en vrolijk. Ze zegt:
Jongen, jongen, als jij eens wist, Geert!      
Als ik eens wist, wat?
Ik denk nog elke dag aan je! 
Dat meen je niet.
Jij was de liefde van mijn leven, echt waar!
Geert voelt zich ongemakkelijk, verlegen en ook een beetje gestreeld. Hij bloost.
Wil je weten waarom, vraagt Annemieke.
Geert knikt.
We konden altijd zo goed praten. Met jou kon ik overal over praten. Dat heb ik daarna nooit meer gehad!
Ze kust Geert nu op zijn mond. Annemieke draait zich om en loopt naar de dansvloer. Even aarzelt hij, dan zet hij zijn glas whisky op de bar en volgt haar.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten