dinsdag 17 april 2012

Inge Klinkert: Gehaktballen met brood


Dit is het laatste verhaal uit het Boekenweekproject van dewebschrijvers.nl met het thema "Vriendschap en andere ongemakken."

Gehaktballen met brood
door Inge Klinkert
Ze was 10 toen ze bij me in de klas kwam en 11 toen haar moeder aan borstkanker stierf.  Ik zie haar nog voor me toen ze die eerste schooldag onwennig naast meester Klunder stond, in een groene broek met witte sandalen eronder en een strakke gele spencer over een witte bloes.  “Dit is Bernardien, ze zit vanaf vandaag bij ons in de klas. Bernardien, ga maar naast Reina zitten”.  Sommige kinderen gniffelden om haar kleren – die droegen we in de stad allang niet meer. Wij liepen in spijkerbroeken en op booties en hadden blauwe schipperstruien aan.
Ze had mooie groen-bruine ogen met enorm lange wimpers en een grappige dwarrel in haar pony. Toen ze naast me in de schoolbank schoof, lachte ze verlegen. Ik besloot dat dit mijn beste vriendin zou worden – eindelijk, nu had ik er ook een.  En vriendinnen werden we.  
Bernardien groeide op in een klein dorpje in Noord-Groningen. Haar vader was daar het Hoofd der School en ze genoten aanzien in het dorp, zoals dat zo mooi heet.  Ze was op die school een van de besten. Haar ouders besloten te verhuizen naar de stad omdat dat praktischer was toen haar vader een baan op een middelbare school had gevonden en haar  moeder voor behandeling steeds vaker naar het Academisch Ziekenhuis moest. Bernardien vond het de eerste tijd in Groningen verschrikkelijk, zo vertelde ze achteraf. Opeens was ze de slechtste van de klas, op verjaardagspartijtjes moest ze ‘in het lang’ komen terwijl ze niet eens een lange rok had. Jaren later realiseerden we ons diep ontroerd dat haar moeder, zo ziek als ze was, de avond voor het feestje van een oud gordijn nog gauw een prachtige rok voor haar had genaaid.
De ziekte van haar moeder kwam tussen ons niet vaak ter sprake. Bernardien had het daar niet graag over.  Op de dag dat ze 11 jaar werd, lag haar moeder in het ziekenhuis. Ik ging mee op bezoek en Bernardiens moeder was opgewekt en zag er goed uit. De inspanning die dit deze doodzieke vrouw moet hebben gekost, beneemt me nog wel eens de adem – nu ik zelf moeder ben. Maar in de lift stootten we elkaar opgetogen aan: “Ze wordt vast weer helemaal beter!”  Het was de enige keer dat we direct onze gevoelens daarover deelden.
Twaalf dagen later logeerde Bernardien bij mij en maakte mijn vader haar om 02.00 uur wakker. “Tante Greetje is bij jou thuis en die wil je graag zien”. Ze vroeg verder niets en kleedde zich aan. Later hoorden we van mijn ouders dat Bernardiens vader zijn kinderen in de buurt wilde hebben, voor het geval dat zijn stervende vrouw nog naar ze zou vragen. Bernardiens moeder overleed 12 uur later op Moederdag om 14.00 uur en ik kon er met mijn verstand niet bij. Ik kon ook niet naar Bernardien toe, want vele tantes en ooms ontfermden zich nu over haar. Eén keer ben ik in de dagen erna naar haar huis gegaan, om te vragen of ze kwam spelen. Ze liet me opgetogen binnen en vroeg aan haar vader of ze met me mee mocht. Hij zat in een stoel te roken en te huilen en trok de haren bij zijn slapen er stuk voor stuk uit. Het mocht.
Ik ben niet naar de begrafenis geweest. Ik had het heel graag gewild, maar mijn ouders vonden me te jong. Mijn school lag vlakbij de kerk waaruit de begrafenis plaatsvond en toen de schoolbel ging hoorde ik tegelijkertijd de kerkklokken luiden.
Ik moest onbedaarlijk huilen. Ik maakte me zorgen om Bernardien. Als ik al zo verdrietig ben, hoe moet zij zich dan wel niet voelen? Juf Kerkstra zag mijn tranen en keek me vragend aan. “Bernardiens moeder wordt nu begraven”, snikte ik. Ze sloeg een arm om me heen en bracht me naar mijn klas waar ze een glaasje water voor me inschonk. Ik kan me niet herinneren dat de meester er verder die middag nog aandacht aan heeft besteed. Maar ik moest steeds kijken naar die lege plek naast me.

De tijd daarna kwamen er nichtjes in het gezin die hielpen bij de dagelijkse zorg. En ’s weekends sloeg haar vader op de vlucht voor zijn verdriet en nam zijn kinderen overal mee naar toe. Ik ben een paar keer mee geweest naar Bergen. Dan sliepen we in een goedkoop pension, gingen overdag naar het strand en ‘s avonds naar de bar Het Zeepaardje.  Daar dronken we zelfs onze eerste pilsjes.  Het is dus niet verwonderlijk dat ik op een nacht spuugmisselijk wakker werd. Ik had ’s avonds tijdens het avondeten de glazige macaroni van de pensionhoudster beleefd afgeslagen, waarop ze twee gehaktballen met brood voor me maakte. Vette gehaktballen die het brood hadden verweekt tot een zompige gele brij.  Maar een tweede keer weigeren durfde ik niet. Dus ik at het op zonder te kauwen…
Midden in de nacht maakte ik Bernardien wakker en vroeg of het licht aan mocht. En weer uit. En weer aan. Of ze misschien een emmertje had. NU!!!!!  Bernardien keerde de prullenmand ondersteboven en hield die fluks onder mijn pipse neus. Net op tijd, mijn maag ontdeed zich van de gehaktballen met brood vermengd met bier. Het luchtte enorm op. Daarna zou Bernardien het wel even opruimen, maar de wc bevond zich op de gang en ze was bang dat ze andere gasten zou wakker maken. Dus kieperde ze het in de wasbak. Die vervolgens van al dat ongekauwde voedsel verstopt raakte. Ze heeft het echt gedaan: met haar vinger mijn uitgekotste gehaktballen door de afvoer gedrukt. Vloekend en kokhalzend. En na afloop kregen we samen langdurig de slappe lach.
12 jaar waren we. Te jong voor de dood. Te jong voor de kroeg. Te jong voor de drank. Te jong om meegezogen te worden in het verdriet en de vlucht van haar vader. Maar niet te jong voor een hechte vriendschap. En ook nooit te oud trouwens. We zijn op weg naar ons 8ste lustrum.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten