woensdag 24 juli 2013

Mijn tragedie heeft een zegen, de reden van mijn leven - Farida Lalmohamed

Waarom..

Lieve Heer, help mij alstublieft begrijpen.

Waarom ik zoveel moet lijden.
Waarom mijn verdriet zo pijnlijk in mijn hart blijft snijden.
Waarom ik te moe ben om te kunnen strijden.
Waarom ik steeds weer in die put blijf glijden.

Lieve Heer, help mij alstublieft begrijpen.

De reden van mijn leven.
Waarom ik in leven moet blijven.

De wind die de ogen nog harder laat tranen, door de snelheid van voorbijrazende treinen onder de brug. De gedachten die door mijn hoofd spoken: 'Spring dan, spring alstublieft!' Over de rand heen kijkend van angst, denkend bij mezelf: 'Je durft het wel, het is genoeg! Niet nog een nacht rollend over de vloer van de pijn, niet nog een nacht met leegte in je hart.' Nee, dit keer is het echt genoeg, ik geef het gewoon op en wel nu!

Daar stond ik dan, helemaal in mijn eentje als een klein kwetsbaar meisje met een teddybeer onder haar arm. Totaal verscheurd en gefrustreerd, geen kant meer om op te gaan, geblokkeerd door het uitzicht op alleen maar maskers van de jokers om haar heen. Volwassen mensen die zeggen dat het normaal is dat hun handen langs je borsten uitschieten en dat zij je mogen betasten op plekken die niet fijn zijn, dat het normaal is dat zij je mogen beroven van jezelf en jou mogen raken in je ziel.

Het is hard ontwaken als je pas na jaren beseft dat je heel je leven in je eigen wereldje hebt geleefd om te overleven. Dat je groei door deze aantasting abrupt gestopt is, en dat je daarom zo een hard leven hebt geleid. Het idee dat je eigenlijk heel je leven opzoek bent geweest naar een vader die onvoorwaardelijk van je houdt, en dat je daarom steeds in slechte situaties terecht komt en nooit weerbaar genoeg bent om een normaal leven te kunnen leiden. Net als het kleine meisje dat elke keer weer genoegen nam met een kusje op haar wonden en dan weer vrolijk verder ging spelen, alsof er niets aan de hand was.

Het allerergste, is het besef denk ik. Het besef, dat je misbruikt wordt door mensen die kunnen zien dat je geestelijk nog niet volgroeid bent, vanwege het feit dat je zelfvertrouwen zo dermate is  angetast, dat je niet voor jezelf durft te zorgen. Maar de echte reden wat mij bijna tot zelfmoord dreef, was niet weten wie ik ben. Daar op die brug is mijn brief naar God ontstaan, de enige God van ons allen, maar door iedereen anders genoemd. Mijn brief begon met de vraag waarom, die overliep naar de reden tot, en eindigde met het antwoord: 'Mijn tragedie heeft een zegen, de reden van mijn leven.'

Sindsdien probeer ik al mijn negatieve ervaringen om te zetten in positieve, door een voorbeeld te zijn voor anderen die hetzelfde hebben meegemaakt. Ik zie nu beter in waar mijn leven om draait en geniet intens van de kleinste dingen in het leven, waar ik ook voldoening uithaal. Mijn negatieve ervaringen hebben mijn talenten ontplooit naar iets moois, waarmee ik mijzelf kan uiten. Die talenten kan ik dan weer delen met anderen om ze in hun dieptepunt te inspireren, en te laten zien dat elk dieptepunt een schoonheid van keerpunt bezit.

Zo gebeschermingd - Esther van der Wal

Eigenlijk ging het in het vliegtuig al mis. Naast mij zat een Duitser met iets te lang haar en iets te veel Barry White op zijn iPod, die ik iets te interessant vond. Voordat ik het wist, kropen we tegen elkaar aan en zochten naar een comfortabele slaaphouding. Ik schrok van mijn eigen vrijpostigheid, maar schoof mijn schuldgevoel af op het late tijdstip en mijn zenuwen over de maanden die voor me lagen. In je eentje de oceaan oversteken is tenslotte niet niks.

We deden geen oog dicht tijdens die nachtvlucht. Maar even plotseling als onze paden elkaar gekruist hadden, verdween mijn Duitse reisgenoot uit het zicht voordat ik slaapdronken richting bagageband waggelde. Hij keek niet achterom.

Jou ontmoette ik pas halverwege mijn verblijf. "Hola", zei ik vrolijk, die ochtend in de keuken van ons studentenhuis. "Jij moet Julián zijn. Ik heb al veel over je gehoord." Je verstond me niet, dus zei ik het nog eens. Ik propte haastig mijn ontbijt naar binnen en vertrok naar mijn eerste afspraak van die dag. Jij ging verhaal halen bij de schoonmaakster, maar die stak onmiddellijk een waarschuwend vingertje op: "Afblijven, J. Dat meisje is al getrouwd." Te laat.

Vanaf dat moment zochten we elkaar dagelijks op en praatten urenlang. Je was totaal niet mijn type en toch was het chemie op het eerste gezicht. Toen we op jouw kamer naar een B-film keken en je kamergenoot zich discreet een kwartier terugtrok op het toilet, was daar ineens die onvermijdelijke, eerste en allesvernietigende zoen. Ik weet nog precies hoe ik mijn handen voor mijn gezicht sloeg en begon te hyperventileren. Jij maakte er niet zo'n punt van. We waren vrienden, zei je, dus was er geen reden om hysterisch te doen over één kus. En is één kus uiteindelijk niet hetzelfde als duizend?

Mijn man vertelde ik in eerste instantie niets. Een vriendin, die ik wel in vertrouwen had genomen, stelde zich jou voor als een mediterrane godheid met gitzwart haar en de elegantie van een toreador, met als hobby flamencodansen op het hoogste niveau. Mijn eigen Antonio Banderas. Ze had er niet verder naast kunnen zitten.
 
Je hield van rockmuziek en mojito's, van legervliegtuigen en zwemmen in de vrije natuur. Je was een beer van een vent, zo groot en stevig dat ik soms op je schoot kroop als een klein meisje en zachtjes huilde terwijl ik me tegen je borstkas vleide. Dan troostte je me net zo lang totdat ik me niet kon bedwingen om je opnieuw te zoenen en vreeën we vol overgave. "In jouw armen voel ik me zo gebeschermingd", fluisterde ik eens in mijn beste Spaans in je goede oor, en begreep niet direct waarom je daar hard om moest lachen.

Rond de tijd dat jij 's avonds meestal uit je werk kwam, ijsbeerde ik gespannen voor jouw kamerdeur en als ik voor mijn studie op pad was, hing jij ongedurig rond de mijne. Geluk en verdriet wisselden elkaar in hoog tempo af. We genoten van onze verliefdheid, maar het schuldgevoel bleef: het kon niet, het mocht niet. De dag van het afscheid naderde snel. Ik maakte me met moeite van je los en vertrok. Opnieuw kon ik in het vliegtuig de slaap niet vatten.

Die paar weken met jou waren de mooiste, maar ook de zwaarste van mijn leven. Soms dwalen mijn gedachten af naar die tijd, naar alle gewone, bijzondere momenten. Samen pizza eten. Stiekem hand in hand over straat lopen als een soort Mini en Maxi. Naast elkaar op de grond zitten, wachtend tot de wasmachine klaar is met centrifugeren. Alles om maar bij elkaar te kunnen zijn. En soms denk ik terug aan hoe ik voor jou heb moeten boeten. Ik heb me nooit meer zo gebeschermingd gevoeld als toen.

De ontmoeting - Fons Wijers

Zoals gebruikelijk fietste hij tussen landerijen en langs bosgebied naar de wei waarop de koeien graasden het was november 1944. Hij haastte zich want hij was benieuwd naar het aangekondigde bezoek. Aan beide zijden van de bagagedrager hing een melkbus. Rijdend op velgen nam de tocht een half uur in beslag. De terugweg was altijd een hels karwei, vooral bij regen, maar dit werk leverde hem wel een extra dubbeltje per dag op.

Al twee jaar zat hij ondergedoken op de boerderij van Cornelis Maessen, op een steenworp afstand van Venlo. De keren dat Duitse soldaten hem in het vizier hadden kon hij zich met een vervalst persoonsbewijs legitimeren als de boerenzoon, onmisbaar voor de voedselproductie, ontheven van de arbeitseinsatz. Hij had geen trek om als slaaf te dienen voor die schreeuwlelijk. Het besluit om onder te duiken was snel genomen toen hij het bevel kreeg zich te melden. Had Hitler niet bestaan, dan zou hij studeren in Nijmegen; economie, bedrijfskunde, zoiets.

De koeien kwamen in beweging toen ze hem opmerkten. Ze wilden graag worden verlost van de melk die zich in de uiers had opgehoopt. Onlangs moest hij twee dagen overslaan vanwege hevige bombardementen. Zoals eerder hadden de Engelsen het gemunt op de Maasbrug, maar van precisie was geen sprake. Ze bombardeerden zoals een jager met hagel schoot. Een deel van de oude stad lag in puin, net als heel wat gebouwen onder de aanvliegroute. Hij had geholpen om slachtoffers te bergen. Lichaamsdelen die niet konden worden thuisgebracht werden in een spekkist verzameld. De brug bleef in tact. Terug bij de koeien stonden de uiers op springen en ze loeiden een octaaf hoger dan normaal, maar vandaag waren de beesten in hun element en gaven zich over aan de routine. Nog even en ze gingen op stal.

De oude Cornelis had verteld dat zijn neef met enkele dochters op bezoek kwam, per trein, helemaal uit West-Brabant. Sinds hij was ondergedoken was het aantal mensen dat hij had gesproken op twee handen te tellen. Eindelijk ander volk. Na de laatste koe te hebben gemolken reed hij met volle melkbussen terug naar huis. De velgen krasten door het grind van de landweg. Al van verre zag hij dat er op het boerenerf meer beweging was dan normaal. Hij probeerde een spurtje en de melk klotste heen en weer.
 
'Dus jij bent Henk?', zei de oudste tot zijn verrassing. Ze had van hem gehoord, terwijl hij dacht dat hij voor niemand meer bestond, behalve dan voor het boerengezin dat hem onderdak bood. Hij raakte met haar aan de praat. Ze was de oudste dochter van een gezin met negen kinderen, of nee, acht, want een week geleden was haar broertje door een granaatscherf getroffen. Haar dorp lag precies in de vuurlinie. De helft van het gezin kreeg onderdak bij familie in Eindhoven, de andere helft hier, bij oom Cornelis.
'Het is maar voor een paar dagen,' zei ze bijna verontschuldigend.
'Beter hier dan in Venlo,' zei Henk, 'want het lijkt erop dat die stad eerst moet worden verwoest voor ze kan worden bevrijd.'
'Dat is oorlog,' merkte ze nuchter op.

De vrouw van Cornelis deelde surrogaatkoffie rond. Bij het uitdelen van zelfgebakken tarwekoek werden ze gestoord door een onheilspellend gerommel in de verte. Aan de andere kant, in Venlo, klonk het luchtalarm. Afweergeschut knalde proefschoten in de lucht. In een mum van tijd zaten ze in een kleine schuilkelder onder de koeienstal ongemakkelijk tegen elkaar. Nooit eerder voelde hij vrouwelijke warmte aan zijn dij. Bij het dreunen van de aarde zag hij angst in haar ogen, waarop hij haar hand stevig in de zijne klemde. Het stond hem ineens weer helder voor geest, dus vertelde hij het met alle details zoals het was gegaan, ook al had hij het misschien wel eens eerder verteld.

'Ja, pap, de rest kennen we natuurlijk,' zei z'n dochter die zich voorover boog en zijn lippen bevochtigde met een tissue. Ondanks de klap in zijn hoofd wist hij precies wat er zich afspeelde. 'Zo heb je mama gevonden, en toen kwamen wij,' zei ze. Hij bewoog zijn hoofd iets opzij en grapte: 'Zonder die schreeuwlelijk hadden jullie nooit bestaan.'

Hooikanon - Cootje Veelenturf

Eigenlijk verandert er helemaal niets. Ieder jaar wordt het gras gemaaid. Het droogt in de zon en de hooimachine blaast het bovenop de berg. Ik moet mijn hut uit voor ik word bedolven. Zo ver mogelijk bij de machine vandaan. Vandaag vloog er een pet in. Razendsnel was hij verdwenen. Als je niet oplet en erin valt wordt je zo in mootjes gehakt.
Het werk is af. Ik heb een nieuw hol gegraven en de pet in flarden teruggevonden. Ik heb een uitkijktoren gebouwd. Daar heb ik alleen de komende maanden wat aan. In deze tijd merk je nauwelijks dat de hooiberg telkens iets daalt, terwijl het in de winter hard gaat. De dieren eten dan dubbel zo veel en de kruiwagens pendelen onophoudelijk van stal naar berg, mijn toren, waarvan telkens een etage wordt weggegeten.
Ik bekijk spierballen door mijn verrekijker. Ik houd scherp in de gaten dat er geen smeulende peuken op mijn terrein belanden. Door de lenzen zie ik herhalende beelden. Staldeuren worden open- en dichtgeschoven, er rijden wagens het erf op, ze vertrekken weer. Op de achtergrond hoor ik het ritmische geloei en geblaat.
Mijn hut heeft een ander tempo. Het lijkt alsof hij zich verzet tegen de routineuze bedrijvigheid. Toch gaat zijn dalen constant. Het loopt synchroon met de seizoenen. In de lente zakken we bijna tot grondniveau. Dan hoop ik dat het snel warmer wordt zodat het gras weer wordt gemaaid, geschud, gedroogd en door de hooimachine vliegt. Zo hoog mogelijk de berg op.
 
Af en toe wordt mijn burcht aangevallen. Ik vecht niet terug, hoe wild er ook in het rond wordt gerend en geduwd. De muren van mijn slaapvertrek en uitkijkpost vallen uit elkaar, husselen. Ik wacht aan de kant op de aftocht die wordt ingezet door uitputting en jeuk onder kleren.
Anderen houden het niet uit, maar ik woon hier zowat. De kunst is om je niet te verplaatsen want wanneer je je verschuift begint het te prikken. Je moet stil durven zijn.
Ik heb genoeg aan dit dak. De zon zakt altijd anders. Al duizend keer ben ik in slaap gevallen. Vanaf hier kun je zien hoe armen tillen, klompen snerpen, neuzen lopen. Verhalen zijn niet nodig, ik zie wat ik zie: alles gebeurt hier. Er hoeft helemaal niets te veranderen. Hoe vaker ik dat voor mezelf herhaal, hoe liever ik alles wil vastleggen. Beelden verzamelen voor later, ik mag het nu niet vergeten. Ik weet dat het gras krimpt.
Later. Ik heb gezien dat het bestaat. Het is nooit hetzelfde hooi waarop ik lig. Er verandert niets maar het blijft ook niet hetzelfde, hoe kan dat? Soms kan ik niet stoppen met erover na te denken. Mijn hoofd wordt zwaar en buiten begint alles te draaien.

Zachte wind, warm. Beneden wordt de kruiwagen gevuld, we dalen dus. Er wordt geroepen en teruggeloeid. In de nok tingelen belletjes maar ik hoor niets, ik slaap. Ik ben vergeten de touwladder binnen te halen. Er was zoveel te bouwen dat ik direct aan het werk ben gegaan.
Grote handen tasten de vestingmuren af, vinden grip. Doffe kloppen van klompen op de ladder. Ik droom over gouden glinsters. Er kraakt altijd wel wat: de stenen staanders, de katrollen of de ijzeren kabels die het dak omhooghouden.
Er schuift iets door de tunnel dat de laatste zonnestralen tegenhoudt. Mijn ruim gegraven hol begint te slinken. Het donker drukt zwaar op mijn lichaam, wrijft en schuurt. Het duwt mijn voeten in de muren van de hut, spreidt mij uit. Nu merk ik het dalen wel: het gaat met schokken en het zucht. De berg heeft pijn want hij scheurt vanbinnen. Ik ben bedolven, kan niets meer zien, mijn neus zit dicht. Ik probeer door mijn mond te ademen. Zoute druppels vallen op mijn tong.
Nu ben ik gras geworden, samengesmolten met mijn huis. Mijn hoofd is rood en heet en mijn onderlijf bloedt koud bloed. De afdruk van mijn lichaam dek ik toe met hooi. Ik maak de uitgang van de tunnel vrij. Er verschijnt geen avondzon die nog net onder het dak naar binnen glipt, wel een silhouet dat zich aftekent tegen de nacht. Het hurkt en glijdt vervolgens naar beneden tot het buiten beeld is. Ik hoor de kruiwagen die naar de stal wordt gebracht.

Mind map - Marianne Fortuin

Het begint met een idee: een mind map, waarop ik al associërend een beeld schets van de wereld en de mensheid. Enthousiast teken ik bladzijden vol wolkjes, verbind links en rechts, spring van goud naar koorts, van ontdekkingsreiziger naar slavenhandel, van creatief kunstsnijwerk naar de smokkel van ivoor en het afschieten van bedreigde diersoorten, van kunst scheppen naar kunst roven.

Na verloop van tijd voel ik hoe mijn optimisme wordt weggezogen. Het zwart wordt zwarter, de ellende dieper, het menselijk leervermogen nietiger en alle vermeende of werkelijke glans van al die gouden tijden verbleekt tot wat schimmige vlekken. Sommige woorden springen me vanaf het papier tegemoet: tekort, macht, onderdrukking, misbruik. Hoe ik ook probeer de balans tussen schoonheid en hebzucht in evenwicht te brengen, ik voel hoe ik steeds verder wegzak in een moeras van hopeloosheid en verdriet. Bestaat er dan nog steeds geen licht zonder schaduw, geen dag zonder nacht, geen goed zonder kwaad? En hoe zit het eigenlijk met mijn gouden tijden? In het zwart van mijn bladzijden zitten schaamte, schuldgevoel, berouw en spijt als ratten in een val.

Als de fysieke pijn van dit alles me de adem beneemt, vecht ik me los uit het drijfzand van mijn zelfgecreëerde moeras. Ik ga op weg naar de uitkijktoren en eenmaal boven kan ik mijn ogen niet geloven. Tot aan de einder strekt zich een lange, kronkelige weg uit, met duizenden zijpaden, rustplaatsen en herbergen. Kruispunten vermelden belangrijke perioden uit onze geschiedenis, die teruggaat tot de oerknal. Op neonborden worden heugelijke feiten helder: ontdekkingen als penicilline, de boekdrukkunst, de wetenschappen en inzichten die ons uit de donkere Middeleeuwen sleepten, maar ook bezielde en bezielende mensen zoals Florence Nightingale, Mahatma Gandhi, Martin Luther King en Nelson Mandela komen voorbij. Na een lang stuk, met hetzelfde inktzwart van mijn mind map, zie ik een even lange periode van licht- en luchtigheid. Nog langer geleden lijkt het weer donkerder te worden. Dit patroon herhaalt zich schijnbaar eindeloos.
 
Ik zie de weg die ik heb afgelegd. Vol goede moed begonnen. Ik sloeg zijpaden in, rustte uit als het even niet meer ging en vervolgde dan mijn weg. Wat een moeite allemaal, en waarvoor? Ervaringen uit het verleden bieden blijkbaar geen garantie op verbetering voor de toekomst. Licht en schaduw bevechten elkaar nog steeds, en het lijkt of de strijd steeds heviger wordt.

Moeder Aarde zucht en kreunt. Ze probeert met overstromingen het bloed van eeuwen weg te wassen en met vulkanische erupties het leed uit het collectieve geheugen te branden. Orkanen razen, sluiers verdwijnen, waardoor alle menselijke tekortkomingen zichtbaar worden. In de gedigitaliseerde wereld kijkt iedereen overal mee. Niets blijft verborgen. Groot leed of intens onrecht krijgen via mobiele netwerken en sociale media bliksemsnel aandacht; spontane actie volgt. Keert het tij dan toch?

Ik draai me om naar de toekomst en zie een waaier aan prachtige kleuren, van pasteltinten tot fel oranje, blauw, geel en paars. Vermengd met gouden en zilveren draden ontrolt zich een prachtig, schitterend en oogverblindend weefsel. In een grote, heldere ruimte zie ik allerlei mensen. Ze lachen en omhelzen elkaar, er wordt gewerkt maar ook gedanst, er klinkt muziek, er is van alles ruim voldoende. Men speelt het leven. De klem rond mijn hart valt in stukken uiteen, de steen op mijn maag lost op. Aarzelend zet ik een stap op dit onbekende pad. Kan dit allemaal waar zijn?
 
Onmiddellijk komen er mensen naar me toe, die me allerhartelijkst in hun kring opnemen. Ik kijk nog één keer om naar hoe het was. Als de avond valt, gaat mijn blik naar boven, waar aan de diepblauwe hemel een sterrenbeeld zichtbaar wordt: Aquarius. Met een zucht van verlichting meng ik me in het feestgewoel.

Geen credit - Raquel Clotet Sala

Voorzichtig zet ik mijn splinternieuwe tas op schoot. Ik snuif de geur van het nieuwe leer op. De tas heeft al mijn spaargeld opgeslokt, maar nu is hij van mij. Zachtjes, stiekem, wieg ik hem in mijn armen.
Ik neem een slokje van mijn SPA rood. Onbewust pak ik het schijfje citroen van de rand van het glas en neem er een hap uit. Ik zuig op mijn wangen en de zure smaak verspreidt zich door mijn mond. Opeens voel ik dat ze naar me kijken. Drie paar ogen. Ik zie Alexa haar kleine neus optrekken.
'Getver, Lianne! Wat doe jij nou weer!' Haar stem schalt over het volle terras. Van schrik laat ik het schijfje op mijn tas vallen. Ik voel mijn wangen gloeien en in mijn hals zullen wel weer die verschrikkelijke vlekken verschijnen. Ik kan ook nooit eens normaal doen.
Als ze een tweede fles rosé bestellen, zit ik op één derde van mijn Spa. Ik moet oppassen met geld uitgeven. Zuinig doen, denk ik, als ik langzaam het glanzende leer aai.
'Ik heb een top idee, lieverds! 'hoor ik Alexa opeens zeggen. Haar 'r' rolt via haar keel haar slokdarm in. 'Wij gaan nú shoppen. De nieuwe zomercollectie bij Azurro in de PC hangt.' Alexa schuift met veel lawaai het metalen stoeltje achteruit. Terwijl ze zich naar me vooroverbuigt, valt haar blonde haar over haar schouder. Haar ringen glinsteren in de lentezon als ze voorzichtig haar haar achter haar oren strijkt.
'Reken jij even af Lianne,' zegt ze.
Een warme golf valt over me heen als ik naar de handgeschreven rekening staar. Mijn hand trilt terwijl ik het ritsje van het binnenvak opentrek waar ik de creditcard van mijn oma heb verstopt. Mijn maag trekt samen en de ober trekt de kaart uit mijn hand.
'Je gaat toch wel mee?' vraagt Alexa. Haar twee volgelingen kijken me uitdrukkingloos vanachter hun grote zonnebrillen aan. 'Lianne, je moet nú een nieuwe tas. Die', haar rode nagel wijst naar de tas op mijn schoot, 'is van het afgelopen seizoen.' Alexa lacht en de volgelingen lachen mee. Vlug verberg ik hem achter mijn rug.

Ik zit op een voetenbankje middenin de glanzende zaak terwijl de drie in de pashokjes kirren om de nieuwe collectie van Dolce & Gabanna. Ik frunnik aan het H&M label van mijn jas. Vergeten eruit te knippen. Verhit geef ik een ruk aan het etiket. Ik hoor de voering scheuren.
'Fabelachtig niet?' Alexa staat wijdbeens voor me. Ze zet haar handen in haar zij. Haar zandloperfiguur komt prachtig uit in de nachtblauwe cocktailjurk. Een golf van jaloezie houdt mijn woorden tegen. Na een tijdje fluister ik: 'Hij is echt fantastisch.' Ze maakt een kleine pirouette op haar perfect gemanicuurde tenen en verdwijnt achter het fluwelen gordijn van het pashokje.
Ik begin weer aan het label te trekken. Na drie rukken heb ik het etiket er eindelijk uit en is de voering gescheurd. Ik kijk om me heen en verstop het uiteindelijk maar onder het voetenbankje.
Mijn gsm trilt voor de vierde keer. Ik had al twee uur geleden thuis moeten zijn. Ik klik de gemiste oproepen weg en schakel de gsm uit.
'LIA!' hoor ik Alexa vanachter het gordijn gillen. 'Lia,' fluister ik. Een bijnaam. Ik loop met een niet te verbergen grote glimlach naar het pashokje. Ze trekt me aan mijn jas naar binnen. Ze draagt
een bh van Marlies Dekkers. Haar borsten deinen bij elke ademhaling op en neer. Mijn borsten zijn nog steeds niet voorbij cup kikkererwt. Ik kruis mijn benen en zachtjes strijk ik over mijn bovenarm. Ik weet niet waar ik moet kijken. Straks vindt ze me een viezerik. Ze duwt de cocktailjurk in mijn handen. De stof glimt en glanst. 'Reken even af. Ik ben de mastercard van mijn vader vergeten.' Dan draait ze zich om. Via de spiegel kijkt ze me weer aan. Haar perfect geëpileerde wenkbrauwen vormen mooie bogen boven haar ogen. 'Ga dan, slome,' snauwt ze.

Ik leg de jurk voorzichtig op de toonbank. Mijn hand glijdt over de haast fonkelende stof. Ik geef de creditcard van mijn oma aan de verkoper en houd mijn lippen stijf op elkaar. Hij kijkt me niet eens aan als hij de kaart door een apparaat haalt. De verkoper fronst zijn wenkbrauwen even om dan vervolgens achter een deur te verdwijnen. Ik voel mijn voorhoofd klam worden. Een zweetdruppel vormt zich op mijn bovenlip, ik wrijf hem snel weg met de rug van mijn hand.
'Hier, voor jou,' zegt de verkoper.
Hij verrekt geen spier als hij de telefoon op de toonbank legt.
Ik breng het voorzichtig naar mijn oor. Tranen prikken achter mijn ogen.
'Hoi oma,' fluister ik.

Familiebezoek op Ternate, 2007 - Jan van Gelder

Molukse vlek in zee
Afdruk van gouden tijden
Op zwarte grond
Overwoekerd door weelde

De Gouden Eeuw is aan te raken
Forten van Spanje, Portugal, Holland
Onwrikbare stenen van slag en stoot
Nu alleen maar schilderachtig

Schatkamer van specerijen
Geurige verleidster verkracht
Door hebzuchtige Sultans
en Admiraals der Compagnie

Een zeearend heet ons welkom
Op de flanken van de Gamalama
Waar groene weelde het buitenhuis omsluit
Van de Sultan en mijn nicht

Een warme deken van vochtige warmte
Ruikt naar de kleuren van specerijen
Thee met tante op de veranda
Verlicht door de vroege avondzon

De luchter van Wilhelmina
Waakt over de kroon van de Sultan
Achter de deur van onze kamer
Pronkstukken, op tafels Portugese schilden

In mijn reistas vol historisch besef
Liggen zwarte bladzijden verstopt
Onder het ceremonieel kostuum
Van een prins van Ternate