Mijn liefde voor Kees-Jan begon als een droom maar...
De eerste keer dat we zoenden was in de Machinefabriek. Voorafgaand
keken we, zittend op matrassen met onze benen onhandig gevouwen, naar
een stuk dat Zina neemt de wijk heet. Persoonlijke, trieste verhalen van
buurtbewoners. In het begin gepresenteerd met snelle beelden op
meerdere pc’s. Terwijl ik onderzoekend keek naar de bijzondere broek van
de actrice Adelheid Rosen voelde ik de rug van Kees-Jan tegen de mijne.
Na de voorstelling zaten we uiteindelijk met een flesje bier op een
rode skai bank, we hadden elkaar veel te vertellen. In een bevroren
moment hielden onze ogen elkaar vast en kusten we. Kees-Jan had geen
last van schroom en kroop steeds verder op me, maar ik voelde me net een
puber, met de andere mensen op de achtergrond.
Kees-Jan vroeg me, toen we elkaar twee maanden kenden, mee naar
Zuid-Afrika. Hij ging er heen voor zaken. Onze trip naar een safaripark
aan het einde van de week, had ik in zijn ogen blijkbaar niet goed
gepland.
‘Heb je al een kaart gekocht?’ zei Kees-Jan.
‘We hebben toch een GPS,’ zei ik.
Geirriteerd ging hij daarna zelf naar het benzine station. Ik voelde me
dom onder zijn neerbuigende toon. Gelukkig zagen we wel wilde dieren
in het park. Babyolifantjes aan de overkant van een grote plas,
nijlpaarden in het water en veel gekleurde vogeltjes. Toch bleef ik
gespannen, terwijl we tussen het hoge dorre gras doorreden, door zijn
neerbuigende en gestreste manier van doen. Blijkbaar moet alles precies
zo en niet anders.
Op de terugweg waren we de weg kwijt en hij bleef maar in het donker
over de weg razen op zoek naar de goede afslag. Ik was bang. Schrok van
zijn gedrag. Tot dan toe kende ik alleen chauffeurs die rustig bleven,
maar hij raakte in paniek en schreeuwde tegen mij;
‘je moet iets regelen, oplossen, meedenken.’
Laten we ergens stoppen’ kwam er bij mij, ondanks alle stress, uit, na een aantal rondes over dezelfde rotonde.
‘ Ik ben bang,’ piepte ik.
‘Het kan me niet schelen,’ reageerde hij boos.
Ik huilde. ‘Ophouden nou,’ zei Kees-Jan fel, terwijl ik moest
hyperventileren. Zodra we stilstonden zwaaide ik de deur open en stapte
snel uit. Ik stond in een onveilige wijk in Johannesburg in mijn eentje
bij een hoog metalen hek met daarachter een oprit. Ik was zo boos en
overstuur. Pas na een minuut of tien kon ik weer normaal ademhalen. We
vonden uiteindelijk de weg en moesten ons haasten om nog op tijd op het
vliegveld te komen. Snel douchten we ons in de lodge, Kees-Jan probeerde
me te troosten. Dezelfde avond vlogen we volgens plan terug naar
Groningen. Een paar illusies armer.
Kees-Jan zat in zichzelf gekeerd onder een koptelefoon in de
vliegtuigstoel, zijn hoofd raasde nog steeds. Hij zakte weg in
somberheid, alles gaat fout. De adrenaline stroomde nog door zijn
lichaam. Ze is toch niet dom, tenminste dat dacht hij. Wat is er nou zo
moeilijk aan om zo’n tripje te plannen. Zijn secretaresse kan dat toch
ook. De hele week had hij keihard gewerkt, elke dag tot een uur of zes.
Na een week is hij dan wel op, echt op. Steeds moet hij zich sterker
voor doen dan hij is. Alsof hij het allemaal zo goed weet. Nou ja de
software, dat is niet zo moeilijk en hij vindt meestal een goede
oplossing voor het probleem. Hij is goed in zijn vak. De verwachtingen
van de klant kan hij redelijk inschatten en de politieke spelletjes
speelt hij mee. Hij speelt een rol en dat is wel vermoeiend.
Met Sara is het een heel ander verhaal. Hij verkeert in een andere
toestand door haar. Zijn slechtste kanten komen naar boven. Ze weet op
alle rood flikkerende knoppen te drukken en daar gaat hij. Hij heeft
zichzelf niet meer in de hand. Hij wil gewoon dat dingen gaan zoals hij
ze in zijn hoofd heeft. Georganiseerd.
Zijn hoofd is al zo druk, vaak chaotisch, alleen door zich te
richten op één ding houdt hij het onder controle, maar dat heeft
iedereen toch. Zijn werk, daar kan hij zich goed op richten, hij wil de
ene succes story na de andere. De hele wereld veroveren met zijn
producten. Zichzelf verkopen, daar is hij goed in. Met mannen omgaan,
met zijn vrienden discussiëren over politiek en over programmeertalen
dat lukt prima. Maar zij. Zij verwacht allerlei reacties van hem die hij
helemaal niet begrijpt. Zij schept verwarring in zijn toch al onrustige
hoofd.
Ontspannen is moeilijk, gewoon maar bezig zijn, altijd bezig zijn.
Maar wanneer hij met Sara vrijt komt hij in een flow. Zijn zintuigen
staan helemaal open en hij snuift haar geur op, voelt haar warmte en
proeft haar zachte huid. Het liefst zou hij helemaal in haar kruipen.
Bij Sara komt hij thuis en heeft hij eindelijk een gevoel van
verbinding. Kees-Jan weet niet hoe het werkt. Ze maakt het beste en het
slechtste in hem los. Hij keek even snel op zij, langer durfde hij niet,
haar gezicht staat strak en ze staarde voor zich uit.
In een boom hangen verschillende paren schoenen. Alwin en ik lopen
langzaam door het park met onze honden. Alwin schopt een stokje weg en
Dibs rent er enthousiast achter aan.
Hij vraagt enigszins bezorgd, ‘ben je niet bij Kees-jan.’
Nou ik ben even naar huis gegaan voor Floyd. Die is ook de hele nacht alleen.
‘Mag die niet mee,’ vraagt Alwin.
‘Nee Kees-jan wil die haren niet in huis.’
‘Maar het ging wel goed hoor, het was gezellig.’
‘Ok, mooi.’ ’We lopen een smaller paadje in, de honden halen ons rennend in.
‘Het is eigenlijk niet relaxed zo,’ zeg ik. Nu ben ik weer helemaal
blij dat het goed gaat, maar ik ben altijd bang dat het weer omslaat. Er
zit ook niks tussenin, een beetje saaiheid. Saai is het nooit. Ik heb
nog nooit verlangt naar saaiheid, maar hij krijgt het voor elkaar.'
'De reisjes zijn wel leuk toch, zegt Alwin. Waar ben je al wel niet
geweest. London, Zuid Afrika, Oslo, zeilen in Kroatie, Leuven.'
‘Ja maar overal hebben we conflicten. Thuis en in het buitenland. Het
gaat een tijdje erg leuk en dan begint het weer. Therapie vind hij niks.
Ik heb het al voorgesteld. Vaag gedoe zegt hij.’
’Tja,’ zegt Alwin.
Alwin blijft er ogenschijnlijk rustig onder. Hij begint zich steeds
meer te ergeren aan die verhalen. Wat moet ze toch met zo’n vent. Elke
keer weer die ruzie’s en zo’n knappe vent is het toch ook niet. Waar
vrouwen ook op vallen, het is hem soms een raadsel. Hij heeft Sara toch
vaak genoeg verdrietig gezien door die lul, dat verdient ze toch niet.
Die Kees-Jan weet het ook wel goed te brengen, hij palmt Sara zo weer
in. Leuk met dat geld en die reisjes, dat wou hij ook wel, maar dan een
beetje relaxed, die vent is zo druk. Na die vreselijke zeilvakantie is
het uit, ontmoeten ze elkaar weer op Noorderzon, staat ze toch later in
de Bres weer met hem te zoenen. Tja wat moet je dan nog doen. Het
blijft ongrijpbaar, vrouwen. Nee, hij laat het mooi zo, geen vriendin,
lekker doen waar hij zelf zin in heeft en niemand die aan zijn kop
zeurt. Al mist hij het gezelschap en de intimiteit wel, maar na zijn
laatste vriendin is hij er wel even klaar mee, dat relatie gedoe, die
bemoeizucht. Lekker op de bank af en toe een jointje, niks mis mee.
De winkel heeft een donkere, alternatieve sfeer en tussen de bedrukte
t- shirts zit genoeg ruimte, zodat ik ze makkelijk kan bekijken.
‘Heb je nog meer superman T-shirts,’ vraag ik aan de vrouw die sexy kleren draagt.
‘Nee, dat is de enige’.
Het is een mooie kleur blauw met het logo erop. Ik hoop niet dat
Kees-jan deze al heeft, hij heeft al een hele verzameling. De blonde
vrouw van eind veertig heeft hele verhalen te vertellen over een
gehaaide dievegge die laatst in de winkel was. Ik knik begrijpend, dit
motiveert haar om door te gaan. Zou ze dit aan andere mensen ook
vertellen, of straal ik iets uit, waardoor vreemde mensen mij hele
verhalen vertellen? Dit is niet de eerste keer. Er komt een nieuwe klant
binnen en ik weet me van haar los te worstelen. Zo, dit kado heb ik,
dit vindt Kees-Jan vast leuk. In de Selexyz zoek ik er nog een boek bij
voor het geval hij het T-shirt al heeft.
Op de dag van ons eenjarige jubileum sms-en Kees-Jan en ik wat over en
weer. Doe het rustig aan, ik ben ook nog wel even bezig, is de
boodschap. Ik ga bij Alwin langs om een zelfgemaakt kerstkaartje door de
bus te doen. Dibs is zo enthousiast bij het ruiken van Floyd dat het
gordijn voor de glazen deur alle kanten op gaat. Alwin doet open in zijn
gestreepte pyjama.
‘Hee, goedemorgen.’
‘Goedemorgen’. ‘Mooie pyjama. Ik wou eigenlijk alleen even een kaartje brengen, of wil je wandelen?’
’Is goed ik trek even een broek aan.’
‘Kan je niet zo?’ Zeg ik pesterig. Alwin verdwijnt in de slaapkamer
achter de keuken. Nog een paar slokken water en we gaan. Floyd pist
tegen een lantaarnpaal aan en over Dibs heen.
‘Gadverdamme,’ zegt Alwin.
‘Veeg het dan even af,’ zeg ik.
‘Waarmee dan,’ zegt Alwin geïrriteerd.
We lopen het plantsoen in.
'Gisteren heb ik kadootjes gekocht, we zijn vandaag een jaar samen.’
‘Vandaag, een jaar? ‘Zo’ zegt Alwin verbaasd.
‘Ja min dan al die keer dat het uit was. Ik ga er zo heen.Dit is het laatste rondje in het oude jaar,’ zeg ik.
‘Nou ik zie je nog wel toch voor oud en nieuw.’
‘Oh dan ben je wel hier?’
‘Denk het wel.’ Voor mijn huis nemen we afscheid.
'Fijne kerst'.
'Jij ook.'
Een zoen. Snel maak ik een werk-mailtje af en ga een beetje gespannen richting Kees-Jan.
Hij heeft nog niet gedoucht, er staat sombere muziek op.
‘Gefeliciteerd hè, met ons jubileum,’ zeg ik.
‘Jij ook,’ hij zoent me, maar lijkt nonchalant eronder.
‘Er stonden net jongelui beneden te zoenen, zij duwde hem weg toen hij haar in de nek wilde bijten,’ zegt hij lacherig.
‘Oh, hoe oud waren ze dan.’
‘Een jaar of dertien.’
‘Zo jong,’ zeg ik verbaasd.
‘Ik ga douchen.’
Terwijl hij weg is zet ik andere muziek op.
‘Hé, andere muziek’ zegt Kees-Jan, als hij met nat haar en alleen in slip weer boven komt.
‘Ja ik vond het wat somber.’
‘Oh wat gek dat heb ik helemaal niet.’
Kees-Jan gaat onrustig in de weer met de was.
‘Wat ben je druk.’
‘Nou gewoon bezig.’
Ik zet hem op een stoel en geef mijn kadootjes.
‘Oh kadootjes, leuk.’
‘Mooi, had je die nog niet?’
‘Nee.’ Ook het boek lijkt hem leuk, maar ik vind hem niet echt enthousiast.
‘Ik had nog bloemen willen kopen, maar niet aan toe gekomen.’
Ik knik. Zijn onverschilligheid kwetst me.
Later gaan we naar de Bever om een jas te zoeken voor Kees-Jan. De hele
mannenafdeling speur ik naar een leuke jas in de goede maat. Er
blijven twee over en Kees-Jan blijft maar aan het vergelijken en past
elke jas wel vijf keer. De verkoopster is ondertussen afgehaakt en ik
wil ook gaan.
‘Ik heb last van mijn rug van het lange staan,’ zeg ik.
‘Kun je niet ergens zitten dan.’
‘Nee, we kunnen toch ook nog ergens anders kijken,’opper ik.
Ik verbaas me over zijn besluiteloosheid. Uiteindelijk koopt hij een
andere dan ik verwacht had. Bij de uitgang zie ik een leuk rood zacht
kussen en koop die voor mezelf.
Buiten sneert Kees-Jan, ‘de volgende keer ga ik wel alleen.’
We staan op de stoep in de regen in het donker.
‘Oh, ik heb zo mijn best gedaan, overal jassen vandaan gehaald,’ zeg ik verbolgen.
‘Je zit me op te jagen. Ik zal er maar mee moeten leren leven dat jij me niet begrijpt,’ zegt hij.
Ik fiets weg. Wat een lul. Een trap na geeft hij me. Weer haalt hij het
bloed onder mijn nagels vandaan. Ik ben zo boos en teleurgesteld. Toch
fiets ik terug. Voor mijn kussen en ik hoop dat we normaal kunnen
praten, maar hij fietst weg. Nou ben ik nog bozer. Door de stad sjees ik
achter hem aan en zeg, als ik hem eindelijk heb ingehaald;
‘je gaat wel vaak weg, terwijl je niet wil dat ik datzelfde doe.’
Dan fiets ik door de donkere natte straten naar huis en bedenk me dat
ik nog mijn Ipad en agenda bij hem heb liggen. We komen tegelijk bij
zijn huis aan en
hij vraagt, ‘is het goed is dat ik nog even een boodschap ga doen?’
'Ik heb ook nog een boodschap,' zeg ik.
In de keuken zegt Kees-Jan, ‘toen ik een dag vrij nam om speciaal voor
jouw een jas te kopen, hebben we haast niks gedaan. Toen zag ik ook
overal herenjassen. Dat is ook ondankbaar.'
Weer superirritant wat hij zegt. Weer verdraait hij de werkelijkheid.
‘Je was zelf moe, je wilde naar huis en de krant lezen.’
Het voelt alsof hij me zit te hersenspoelen. Boos ga ik weg.
Alleen thuis probeer ik tot rust te komen. Later bel ik met het plan te
zeggen, laten we er maar even niet over praten en gewoon alsnog naar de
film gaan.
‘Ben je aan het eten?
‘Ja, Ik verwachtte niet dat het nog wat zou worden vandaag.'
‘Oh,’ ik kan wel janken.
Dat besluit hij dus weer in zijn eentje. Huilen. Gelukkig is er Ice Age
op de tv en ik troost me met de mooie animaties en sprookjesachtige
sfeer. Wat heb ik daar een behoefte aan, zachtheid. Ik heb dat nog veel
langer nodig. Dan komt een sms; zal ik langskomen? Goed. Of wil je een
biertje happen? Goed maar ik wil wel de film uitkijken.
Zijn ogen staan verwilderd, als hij mijn oude voorkamer binnen komt.
Hij ontwijkt mijn blik. Hij drinkt twee flesjes bier in korte tijd.
‘Hoe heet die film?’
‘Ice Age nog wat. Waar zullen we wat drinken?’
'De Minnaar?’ stelt hij voor.
‘Goed,’ zeg ik, terwijl ik me gesloopt voel. Ik sta in de badkamer mijn
tanden te poetsen als hij er aan komt in zijn nieuwe jas.
‘Hij is veel te groot, kijk.’ Hij houdt zijn handen onder de voorkant van de jas.
‘Moet je zien wat een ruimte. Ik ga nooit weer naar die winkel toe, dat die verkoopsters je laten gaan met een te grote jas.’
‘Dan doe je hem nu uit en breng je hem morgen terug,’ opper ik.
‘Dan koop ik nog liever een nieuwe. Het beroerdste is, als ik dan naar
mijn moeder ga, dat ik dan drie uur aan moet horen dat ik een te grote
jas heb. Jou neem ik toch ook mee voor advies.’
Buiten verdedig ik me; 'ik zei toch ook dat die jas van boven ruim zit.’
‘Ik ben het helemaal zat, dat gediscommuniceer van jou,’ is zijn respons.
‘Zeg dan gewoon te groot.’
Weer fietst Kees-Jan weg.
Ik hoef er niet langer over na te denken, ik ben er helemaal klaar mee
en pak mijn fiets. Mijn spullen wil ik uit zijn huis en dat was het dan.
Punt. Op de dag dat we elkaar een jaar kennen. Door het donkere
plantsoen fiets ik opgefokt naar zijn huis. Voor zijn deur staat hij te
bellen.
Hij zegt zielig, ‘ik belde met Pieter, dat is wel mijn beste vriend.’
Langs hem loop ik de buitengang in en ga via de zijdeur naar binnen, de
trap op naar de woonkamer. Hij komt de kamer binnen voordat ik de trap
naar de slaapkamer heb kunnen nemen.
Hij zegt vol zelfmedelijden, ‘ik doe zo mijn best en je ziet het niet eens. Het is uit.’
‘Prima,’ zeg ik. Ik kom mijn spullen halen.’
‘Mijn huis uit! Ga mijn huis uit!’
Ik loop langs hem de smalle witte trap op. Voor de antieke Japanse kast sta ik stil en trek een la open.
'Mijn huis uit,' zegt Kees-Jan weer en staat erg driftig te doen. Verbaasd kijk ik naar hem.
‘Wil je een tas pakken?’
Hij knijpt hard in mijn arm en draait me richting de wand. Hij houdt me
hard vast en ik weer me af. Hij geeft me een harde stomp in mijn
gezicht. Vol ongeloof kijk ik naar mijn hand, ik heb een bloedneus. Weg
hier, helemaal licht in mijn hoofd ga ik snel naar beneden maar als ik
mijn jas en tas wil pakken staat hij ertussen. Hij geeft me nog een
stomp in mijn gezicht. Ik weet niet wat me overkomt. Hij duwt me. Ik val
voorover op mijn al gevoelige knie. Kees-Jan duwt me in het kleine
halletje. Ik kan geen enkel contact met hem maken, zijn ogen staan
verwilderd en hij is bezig met zijn bril die ik van zijn neus heb
geslagen. Ik begrijp er niks van. Ziet hij mijn bloedneus niet? Hoe kan
hij mij dit aandoen?
‘Geef mijn tas en jas,’ smeek ik een paar keer, maar dat wil hij niet.
Als ik ze zelf wil pakken duwt hij me de kamer weer uit. Hij komt ook
in het halletje en duwt me meerdere malen richting de trap en zegt ‘ga
weg!’
De hele tijd ben ik bezig bij de trap uit de buurt te blijven, door hem
terug te duwen. Ik moet niet van die steile trap denderen. Mijn
zintuigen staan op scherp. Ik moet mezelf redden. Als hij me weer naar
voren duwt ga ik snel naar links en probeer hem van me af te schudden.
Hij verliest zijn evenwicht. Zo hard als ik kan trap ik naar achteren.
Een bonk. Ik durf niet te kijken. Nog meer bonken. Dan is het stil.
Voorzichtig kijk ik naar rechts. Hij ligt op de harde stenen vloer in de
gang. Ik pak mijn jas en tas, ren de trap af, stap over hem heen en
draai de voordeur open. Mijn fiets staat voor de gevel. Weer fiets ik de
nacht in, de tranen lopen over mijn gezicht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten