woensdag 22 februari 2012

Sacha Landkroon: Morgan en de beren

Morgan
Die stralende voorjaarsdag in 1981 staat haar nog altijd helder voor de geest. Hoe de bloesem aan de bomen geschilderd leek en er een orkest klonk van vogels die inmiddels al lang dood zijn. Vier jaar was ze. Ze speelde buiten met haar pluche ijsbeertje Olaf, die uitleg kreeg over hoe je met een bal moest gooien. In haar enthousiasme gooide ze de bal dwars door het keukenraam. Tot zover de stralende dag. Haar diepgelovige vader kwam zonder te vloeken maar niettemin woedend aangestormd. Eerst had hij Morgan een draai om de oren willen verkopen, maar hij koos Olaf omdat die medeplichtig was. Sinds die dag mist Olaf zijn linkeroog en gaapt er een gat in zijn buik waar stukjes pluche uit bloeden. Vier jaar was ze en sindsdien houdt ze meer van beren dan van mensen.

In de liefhebbende God die papa bij zijn gezin naar binnen sloeg, gelooft ze niet meer, en in vanzelfsprekende ouderliefde ook niet. De patriarch en zijn slaafse vrouw die meer dan eens een oogje toekneep, liet ze op zekere dag achter in hun godvergeten woning in de periferie. De grote stad en haar verlokkingen wenkten als een hand in de verte. Daar ging ze, Morgan Norder, 17 jaar, naar Groningen, om te 'studeren'. Er kwamen vriendjes over de vloer. Soms meer dan één per dag. Haar kamer werd een slagveld en verdovende middelen wierpen meer dan eens hun tijdelijke deken van opgewektheid over haar leven. De normen en waarden van haar strenge opvoeding verdwenen in het Sodom en Gomorra dat ze zelf bouwde als sneeuw voor de zon. En toen kwam Joost haar redden. Grote Joost met zijn warme armen en behaarde wangen. 'Ik zal Joost nooit vergeten, omdat hij de vader was van het kindje dat ik nooit kreeg', dacht Morgan, terwijl ze sprookjes zat te lezen bij de haard.

De Nachtloper
Peter hield niet van mensen. Wel van harmonieus hardlopen. Zo tegen een uur of drie 's nachts, als de meeste mensen er definitief voor kiezen om door te feesten tot zonsopgang of juist in het diepst van hun slaap zijn. Naast zijn liefde voor hardlopen, koesterde Peter een diepe maar stille liefde voor Morgan Norder. Die liefde ontstond een paar weken eerder. Peter zat in de trein tussen Leeuwarden en Groningen. Bij Zuidhorn stapte ze in. Hij bekeek haar eens goed van achter zijn brillenglazen. Hoewel ze een dikke bos donkere krullen had, schoot er meteen het beeld van 'een moderne Cleopatra' door zijn hoofd. Een tijdloze schoonheid, zomaar op een middag in de trein. Veel mannen zouden er een moord van doen een nachtje met zo'n dame door te brengen. Peter hoorde niet bij 'veel mannen'. Veel mannen vonden Peter maar een zonderling figuur. Ze zat tegenover hem te staren met een beetje een zielige blik in haar blauw opgemaakte ogen. Alsof ze in de rouw was, had ze haar wenkbrauwen aangezet met donkere...tja....hoe heette dat eigenlijk? Voordat hij op het woord kon komen, begon ze tegen hem te praten. Ze wees op een schaap dat rare bokkensprongen maakte in een weiland. Peters hart maakte een soortgelijk sprongetje. Hij lachte schaapachtig, zei “mal schaap” en keek omlaag naar de oortjes van zijn iPod die op zijn borst bungelden. “Wat luisterde je?”, vroeg ze geïnteresseerd. “Een oud album van Snow Patrol”, zei hij, “songs for polarbears”. Heel even sloeg de schrik haar om het hart. Ze moest denken aan Olaf het pluchen ijsbeertje, maar ze had geleerd zich snel te herstellen. ”Ik heet Morgan, hoe heet jij?”. “Eh dinges....P-peter”. Voor hij zich überhaupt weer herinnerde dat hij in de trein naar Groningen zat, rolde de rood-witte stalen rups het Centraal Station binnen. Morgan zei tot ziens en deelde een klein knipoogje uit. Peter bleef verdoofd zitten, was het noorden even kwijt en haalde toen, om het gebeurde te verwerken, maar snel een energiekoek tevoorschijn.
Morgan
Ze zat te lezen bij kaarslicht die avond. Het was december en het sneeuwde. Weer kwam het allemaal terug. Het was geen willekeurig boek dat ze las, maar een dagelijks in haar handen terugkerende bundel met Eskimosprookjes, waarvan ze telkens alleen het eerste verhaaltje De Grote Beer las. Het was amper zes maanden geleden dat het leven Morgan nog toelachte, als een vrolijke adventskalender waarvan elke dag een nieuw vakje open zou gaan. Samen met Grote Joost leefde ze voor het eerst in jaren echt gelukkig en verwachtte ze in het najaar een dochtertje. De adventskalender bleek echter een kaartenhuis dat voor haar ogen in elkaar stortte. Op een kwade dag wilde Morgan een kapotte spaarlamp verwisselen. Joost had haar nog zo gewaarschuwd geen risico's te nemen, maar ze deed het toch. De stoel die ze als krukje gebruikte, gleed weg. Toen ze wakker werd in het ziekenhuis, herinnerde ze zich niets, behalve de blik van Joost naast haar bed, waaruit liefde noch medelijden sprak. Ze las in zijn ogen dat hij haar als de moordenares van zijn dochtertje zag. Het onheil dat zich als een duistere wolk over haar verspreidde. Dat gapende alles verterende niets. Alsof er pluche uit haar buik bloedde. Een illusie armer. Een baby lichter.

De Nachtloper
Na de ontmoeting in de trein sloeg Peters hoofd op hol. Eenmaal thuisgekomen wilde hij alles weten van Morgan. Uit de beertjes die hij aan haar tas had zien hangen en de foto van een beschadigde pluchen ijsbeer als beeldachtergrond op haar telefoon, had hij geconcludeerd dat ze van beren hield. Haar voornaam had ze hem verteld. Zelfs met zo weinig aanknopingspunten blijkt iedereen uiteindelijk vindbaar. Na uren speuren vond hij haar Facebookpagina en ontdekte dat ze voluit Morgan Elisabeth Norder heette. In een drieste bui besloot hij haar als vriend toe te voegen en al snel vond hij, midden in de nacht na een slechte hardloopsessie, de moed om haar een berichtje te sturen. Tot zijn verbazing volgde er een berichtje terug. Ze kende hem nog uit de trein! Binnen een paar dagen ontstond er een conversatie die steeds verder de diepte in ging. Morgan deed bekentenissen over de duistere periode die ze achter de rug had. Peter luisterde en beschreef zijn eigen afkeer van mensen. Na een tijdje kreeg hij een bericht van Morgan waarin ze uiteenzette waarom haar relatie met Joost was stukgegaan. Overspoeld door medelijden, voelde hij een plan opborrelen. Hij zou alles goedmaken; de redder van een heel meisjesleven worden.

Morgan
Haar vingers gleden over het papier om de regels bij te houden. 'Er was eens een eskimomeisje dat een miskraam kreeg en daarna wegliep van haar familie. Onderweg kwam ze bij een huis waar berenvellen bij de ingang lagen. Dat huis ging ze binnen. Ze merkte al snel dat daar beren in mensengedaante woonden, en ze besloot bij hen te blijven.' Bij iemand zijn en blijven. Ze moest denken aan Peter, de jongen die ze enkele weken geleden in de trein ontmoette. Niet moeders mooiste en een beetje mensenschuw. In alles het tegenovergestelde van Joost. Maar wel lief. Hij leek eerst zo schuchter maar zocht al spoedig daarna via Facebook contact met haar. Hij wierp zich op als haar vertrouwenspersoon en samen wisselden ze lieve mailtjes uit. Dwars door de gedachten aan Peter vloeide het portret van Joost. De grote, sterke dierlijke Joost met zijn warme lijf en zijn bebaarde gezicht. De duivelse blik op zijn gezicht toen zij per ongeluk de dood van hun kindje veroorzaakte. Omdat de gitzwarte beelden uit die nare periode haar weer dreigden te overvallen, las ze verder in het sprookje. 'Een grote beer ging voor het eskimomeisje op jacht. Na enige tijd kwam hij altijd met een jachtbuit terug. Op een dag werd het weggelopen meisje overvallen door een hevig verlangen om haar familie terug te zien en wilde ze naar huis. De beer zei tegen haar: “Als je weer bij de mensen bent, mag je geen woord over ons vertellen”. Hij was bang dat de mensen zijn jong zouden doden.'
De Nachtloper
Hij sloeg haar elke avond door het raam gade als ze zat te lezen. Hij wist dat ze in gedachten telkens de tragedie herbeleefde. Dat ellendige eskimosprookje was er de oorzaak van. In de bibliotheek had hij gezocht naar het boek dat zij iedere avond vasthield, met haar welgevormde handen. Sprookjes hoorden niet waar te zijn. Slecht aflopende sprookjes helemaal niet. Maar dit ene korte rotverhaaltje was perfect van toepassing op alles wat ze zelf nog maar zo kort geleden had beleefd. En toch niet kunnen stoppen met verder lezen! Peter kon het wel begrijpen. Het sprookje kende hij inmiddels uit zijn hoofd. Steeds dezelfde regels maakten hem razend. 'Daarop keerde de vrouw terug naar huis en naar haar familie. Ze kreeg echter een onbedwingbare lust om over haar geheim te praten en toen ze op een dag haar man aan het krieuwelen was, fluisterde ze hem in zijn oor: “Ik heb beren gezien”. Sleden rukten uit en toen de beer zag dat ze op weg waren naar zijn huis, kreeg hij zo'n medelijden met zijn jong, dat hij het doodbeet. Zo wilde hij voorkomen dat ze in handen van de mensen zouden vallen.' Peter interpreteerde het sprookje te letterlijk en daardoor begon hij niet Morgan maar Joost als de moordenaar van het ongeboren leventje te zien! Zijn liefde voor het meisje begon inmiddels een obsessief karakter te vertonen en daarom besloot hij keihard op te treden. Na alles wat ze hem in haar berichtjes verteld had, was dat het minste wat hij voor haar kon doen.

Morgan
De afgelopen weken had Morgan tientallen keren gedroomd van het moment dat ze op die stoel was gaan staan om een nieuwe spaarlamp in te draaien. De gapende leegte in haar buik was nog altijd voelbaar als een duistere trilling. Hier begon het sprookje lichtjes van haar verhaal af te wijken. 'Daarna ging hij ervandoor en zocht naar de vrouw die hem zo had verraden. Hij brak haar huis binnen en doodde haar. Toen hij weer buiten kwam, dromden de honden om hem heen en vielen hem aan.' Jazeker, Joost had haar beroofd van zijn troostende armen en daarmee had hij Morgan diep geraakt, maar vermoord was een te groot woord.
Ze dreigde met dit beeld in haar hoofd in de stoel in slaap te vallen, maar een felle melodie uit haar telefoon zorgde ervoor dat ze weer bij de les was. Sms van Peter: “Kom aub nu naar het Sterrenbos, ik heb een knallende verrassing voor je. Xxx Peet”. Morgan rolde met haar ogen. Ze stond op en deed haast automatisch wat er in het bericht van haar gevraagd werd. Ze leek feitelijk los te komen van haar eigen waarneming. Ze pakte haar fiets uit het schuurtje en had het idee dat ze zichzelf kon zien terwijl ze wegreed in de nacht. De laatste regels echoden door haar hoofd: 'De beer verweerde zich uit alle macht, maar plotseling begonnen zowel beer als honden licht uit te stralen en stegen zij als sterren naar de hemel. En zo ontstond wat wij 'Qilugtussat' noemen: De sterrengroep die eruitziet als een troep honden die een beer omringen. Sindsdien zijn mensen voorzichtig met beren, want beren kunnen verstaan wat mensen zeggen.'

De Nachtloper
In de juiste mindset wordt het duister soms een gesuikerde vriend die zich in luttele seconden om kan smelten tot je ergste vijand. Tussen boomtoppen en grond, glijden de vlokken bijna geruisloos naar beneden; je zou ze niet eens hoeven ervaren, ware het niet dat er af en toe één als een aai over je haren glijdt. Vallende sneeuw is troostrijk. Wachten om een moord te plegen is uitermate vervelend. Maar er was voor Peter niets meer te kiezen. Hij had voorbereidingen getroffen en naar gewijde muziek geluisterd. Hij had de dolk met een doek gepoetst tot zijn vingers er zeer van deden en rond half één was hij dan eindelijk gegaan. Over de lange Hereweg, met een snijdende wind tegen naar het Sterrenbos. Rochel op een trollenkop bij de ingang. Bij de confrontatie zou goed ademen essentieel zijn. Peter voelde die adem tegen de winternacht weerkaatsen. Hier stond een jonge man die de nacht zou gaan dragen. De held van morgen en de dag daarna. Hij had Joost online opgespoord, en gezien dat hij een groot natuurliefhebber was. Hij had contact gezocht, met mooie goed gedocumenteerde praatjes zijn vertrouwen gewonnen en hem deze nacht naar het Sterrenbos gelokt. Peter had zich voorgedaan als bioloog en de nachtdierenliefhebber Joost op de mouw gespeld dat hij hem op een koude winternacht hermelijntjes en boommarters zou laten zien. Joost aarzelde, wilde eerst meer weten. Peter bestudeerde de dieren nauwkeurig, wist en veel over te vertellen en haalde Joost uiteindelijk over om mee te gaan op de nachtelijke zoektocht. 'De fout van je leven', dacht Peter terwijl hij zich verkneukelde. En daar kwam hij, over de glooiende paden: Grote Joost met zijn indrukwekkende gestalte. De bodem daverde onder anticiperende voeten. Het uur der afrekening was een hunebed dat zich als een steen over de Nachtloper sloot. Joost was in al zijn grootheid volkomen kansloos. Hij was te laat om Peter uit de bosjes te zien springen en had het mes al tussen zijn ribben voor hij zich realiseerde dat hij niet alleen op het pad was. En daar lag hij nu, met zijn woeste baard en zijn spieren. Kinderlijk eenvoudig geveld door de smalle Peter. Deze had de klus mooi weten te klaren voordat Morgan arriveerde. Hier hoefde ze ten slotte geen getuige van te zijn.

Muisje
Een windvlaag deed het creatuurtje snakken naar evenwicht. Onder koude wind, vervagende voetstappen van een magere jongeman en aanzwellend verlangen, voelde ze zichzelf door het bos ploeteren, op zoek naar warmte. Vallende sneeuwvlokken zijn helemaal niet troostrijk voor muizen die de winterslaap niet kunnen vatten. Ook de sterren – één voor elk gevallen muizenzieltje – werden storende lichtjes in een verder volmaakt hemeltapijt. Op het tapijt dat haar vacht was, parelden duizenden kristallen. Met haar tongetje streelde ze een bloedrode druppel in de sneeuw. Even verderop lag de belofte van een warme massa met grote stille armen en vacht op zijn gezicht.

De Nachtloper
Peter de Nachtloper tastte met hertachtige voeten de bodem af. Antilope wilde hij zich niet noemen omdat hij juist heel erg pro-lopen was. Rennen bij maanlicht, de ultieme vlucht uit het leven, zeker deze keer. Hij verschool zich achter de muziekkoepel. Zijn kattenogen ontwaarden in de verte een gestalte. Meisje met pijpenkrullen. Er was een visioen van lotsbestemming. Hij zag hoe ze in de verte knielde over de dode Joost heen en hoorde hoe ze gilde. Er ging een schok van voldoening door hem heen. Ze zou hem willen zoenen nu hij haar gered had. Maar het moment van euforie mocht niet te lang duren. Peter zag Morgan voorover vallen. Hier was iets helemaal niet in orde! In het zwart voor zijn ogen, het zwart waarin de schuldige zijn eigen levensboom ziet kiemen en verwelken, waren de taferelen pretentieloos en eerlijk. Als een spiegel die je in één oogopslag laat zien wie je bent. Dat je niet deugt.

Morgan
Het diepe zwart achter de oogleden van Morgan kleurde vlokje voor vlokje maagdelijk wit. Samen waren al die duizenden vlokjes sterk genoeg om een signaal uit te zenden, zoiets als een film maar dan puurder. Ze zakte dieper en dieper weg. Ze zag het allemaal weer voor zich. Van wat er groeit in de eerste maanden, tot het bloederige afgietsel dat dokters met gespeelde devotie omwikkelen. De dienaar van het zaad niet meer samen met de lege vrouw die hij in het ziekenhuis vond. En nu hier, zo dichtbij. Morsdood. Met het bloed dat zich gutsend een weg baant door zijn jas. In elke individuele sneeuwvlok, vindt de eeuwigheid zich weerspiegeld. Niet voor niets hebben Inuit meer dan twintig woorden voor sneeuw. Het traag ademende lichaam van Morgan Norder, dat onder elk vallend vlokje een hartslag moest inleveren, was getuige van een aantal verschijningen. Een stilstaand beeld van Joost. Hij stond stil en indringend te kijken. Wees met een vinger: “ik heb je nog zo gezegd...”. Het beeld begon te draaien, het centrifugeerde zich tot een holle ruimte waarin een embryo dreef. Ook dit mensje in miniatuur wees met kleine vingertjes, dwars door het vruchtwater heen. Het staarde indringen, sloeg daarna de ogen neer en keerde zich van haar moeder af. Er kwam weer beweging in het visioen. Nu zag Morgan zichzelf, terwijl ze het op een lopen zette en rende tot de zon weer opkwam. Ze struikelde over iets. De troostende vacht waar ze op was gevallen, leek te lachen. Dichtheid van haren nam toe en de textuur werd harder, bijna onaangenaam. Stekende splinters van takken in wangen van zacht meisjesvel. Het witte pad en de witte bomen die in elkaar op begonnen te gaan. Een fel licht en een ding in de spieren dat zich het best omschrijven liet als ontspanning. Alsof ze een iglo binnenliep.

De Nachtloper
Ondertussen was de Nachtloper tevoorschijn gekomen. In pure wanhoop zijn misdaad vergeten. Hij voelde de polsslag van Morgan niet meer. De ambulancebroeders konden elk moment arriveren. Waar bleven ze toch zo lang? Tot zijn verrassing deed ze even haar ogen open. Van bibberen was geen sprake meer. Dit lichaam was zo stijf als een plank en het begon sterk af te koelen. Wat dit meisje had gezien had haar blijkbaar doen instorten van blijdschap. Nu dreigde ze het niet te overleven en dat was Peters bedoeling niet geweest. Ze fluisterde nog iets “ik hou van...” De seconde voor ze zelf boom werd, keek Peter in haar ogen. Heel zeker wist hij dat het laatste woord 'jou' had moeten zijn. De dode beer in de verte hoefde ze niet langer te zien. De Nachtloper drukte haar ogen dicht. Een oneindig zwijgen nam bos en gevallen moeder onder haar hoede. Vlak voor hij in de verte een zwaailicht zag naderen, was er heel even het gewrijf van wimpers tegen elkaar hoorbaar. Als een vleesetend plantje dat de blaadjes om een ongelukkige vlieg krult. Maar hier was het lichaam zelf vlieg. Eter en gegetene.

Muisje
Een schimmig muisje had het tafereel gadegeslagen. Nu de mannenmassa met baard begon af te koelen was een nieuwe slaapplaats noodzakelijk. Een staartje kietelde over een halfwarme meisjesarm. Zo'n okselholte was een buitenkans voor muizen in nood. Hier zou slapen vast fijn zijn. Zij was er niet bang voor en bewoog niet, zoals andere mensen, vond het kleine schepsel. Hier zou ze de winter wel doorkomen. Maar halverwege de slaap ging de verwarming uit en sleepten er mannen haar afkoelende holletje weg. Het muisje vluchtte een boomholte binnen en rouwde om wat haar zojuist was afgenomen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten