woensdag 29 februari 2012

Jolanda Abbes: Paul is dood. Elvis leeft. Punt.

Ze had zich er al op verheugd sinds ze in Utrecht op de trein richting Groningen was gestapt: haar welverdiende Chai Tea Latte voor onderweg op de fiets naar huis. Maar nu ze probeerde te balanceren met al haar tassen aan het stuur terwijl ze af en toe een slokje nam van de hete thee en ondertussen de toch niet te onderschatten steile klim van de Herestraat bedwong, vroeg ze zich af of ze niet beter even af kon stappen om de rest op te drinken. Maar de Herestraat had iets onheilspellends zo rond middernacht, met het vale schijnsel van de sinterklaasetalages. Diep weggedoken in haar jas vervolgde ze haar weg richting de Grote Markt. Zo ver was het tenslotte ook niet meer en het vooruitzicht van straks lekker met de rest van de thee op de bank maakte de keuze niet zo moeilijk. Bovendien had ze een nog veel belangrijkere reden om zo snel mogelijk naar huis te gaan; veilig opgeborgen in haar weekendtas zat de amulet die ze vanochtend na een lange speurtocht eindelijk had gevonden en ze kon niet wachten om hem nog een keer goed te bekijken. Afgeleid door een paar dronken studenten die het Vindicat-pand verlieten, merkte ze niet dat een donkere schaduw zich losmaakte uit de duisternis achter het Stadhuis. Had ze het wel gezien en had ze geweten wat er de komende vijf minuten zou gaan gebeuren, dan was ze niet doorgefietst. Dan had ze, ondanks haar afkeer van alles wat met Vindicat te maken had, een gesprekje aangeknoopt met de studenten, wat haar het leven zou hebben gered. Maar ze knoopte geen gesprekje aan en ze fietste door. ‘Ik heb de amulet!’ was de laatste gedachte die door haar hoofd speelde, vlak voordat haar bloed en haar Chai Tea Latte een roodbruine plas vormden op de gele stenen van de Oude Ebbingestraat.
          
Nog bijkomend van de flessen mirto die hij en een paar vrienden gisteren tijdens een Twilight Zone-marathon achterover hadden geslagen, probeerde bibliothecaris en geschiedkundige Rico Mollema, Rocco voor vrienden, zich te concentreren op het nieuwsbericht op de website van het Dagblad van het Noorden. Hij begreep niet waarom ze het de laatste tijd toch zo nodig vonden om er van die afschuwelijk gedetailleerde foto's bij te zetten. Vanochtend had een groepje Vindicat-studenten bij de Albert Heijn aan de Oude Ebbingestraat het lichaam van een meisje gevonden en de politie stond vooralsnog voor een raadsel. Het leek wel of de moordenaar letterlijk was opgelost, zonder ook maar een vezel achter te laten.
            Rocco pakte zijn agenda er nog eens bij. Hij had toch echt een afspraak genoteerd met ene Anne Sipio, maar ze was al een uur te laat. De studente was bezig met een paper over zwarte magie en wilde een paar boeken bekijken en wat dingen aan hem voorleggen. Daar zat hij dan, met zijn stapel boeken die bijna nooit werden opgevraagd. Was het heel sneu dat hij zich verheugde op de afspraak? Het gebeurde zo weinig dat iemand interesse toonde in die oude boeken over zwarte magie, en dan was het meestal een gothtype met piercings en zwarte eyeliner. Nou wist hij natuurlijk niks over Anne Sipio, maar door de toon van haar e-mails stelde Rocco zich een frisse jonge studente voor. Hij schoof zijn agenda opzij en begon afwezig door een van de boeken te bladeren. Toch bijzonder dat een frisse jonge, vast blonde, studente zo’n oud boek over ... even kijken ... Azieel opvroeg. Ondanks zijn interesse in het bovennatuurlijke had Rocco geen idee wie of wat Azieel was.
            ‘Hellooooo. Can anyone hear me?’ Verward keek Rocco op door de kreet die een bericht aankondigde op zijn smartphone. Het was een e-mail van Anne, maar gistermiddag om 16.43 uur al verstuurd. ‘Ik heb Azieels amulet gevonden! Hopelijk heb je morgen tijd om ernaar te kijken.’ Azieels amulet? Rocco begon te vermoeden dat hij zich beter op het gesprek had moeten voorbereiden. Misschien kon hij er nog snel iets over vinden. Hij googlede de woorden ‘Azieel’ en ‘amulet’ en de eerste suggestie was meteen raak. Azieel van Constantinopel was een zwarte magiër uit de vierde eeuw die had gehoord over een krachtige amulet waarmee hij het christendom zou kunnen verslaan. Uiteindelijk wist hij de amulet te vinden in het dorp Cruoninga, het huidige Groningen, maar een experiment ermee liep vreselijk uit de hand en tot meters in de omtrek verbrandde de grond rondom Azieels laboratorium. De magiër overleefde het niet en sindsdien zou zijn op wraak beluste geest nog steeds in Groningen rondwaren.
            Terwijl hij las over de magiër en de brand, een beetje in de war omdat hij zo onbekend was met het verhaal dat zich nota bene in Groningen had afgespeeld, moest Rocco denken aan de foto die hij vlak daarvoor had bestudeerd. Wat waren de initialen van het gevonden meisje ook alweer geweest? A.S.? Anne Sipio? Rocco schudde zijn hoofd. Nee, wat een belachelijk idee. Er liepen ongetwijfeld tientallen meisjes rond in Groningen met dezelfde initialen en de kans dat uitgerekend hij, bibliothecaris Rocco, met een vermoord meisje had afgesproken, moest wel minder dan een procent zijn. Maar aan de andere kant was Anne in haar e-mails absoluut niet op hem overgekomen als een meisje dat hem zomaar zou laten zitten zonder af te zeggen. En zeker na haar mailtje over de amulet leek het Rocco erg onwaarschijnlijk dat ze niks van zich zou laten horen als er iets tussen was gekomen.
            De amulet! Wat stom dat hij daar niet eerder aan had gedacht! Misschien had de amulet wel iets te maken met wat er gebeurd was. Een roofoverval, iemand die ook van de amulet wist. Rocco’s aandacht werd getrokken door het laatste zinnetje op de website over Azieel: ‘Volgens de legende waart zijn op wraak beluste geest nog steeds in Groningen rond.’ Azieels geest? Kon die iets te maken hebben met Anne? Rocco schudde zijn hoofd nogmaals en gaf zichzelf een klap in zijn gezicht. ‘Je niet weer laten meeslepen en overal dingen achter zoeken, jonguh’, zei hij hardop tegen zichzelf. Hij was al te vaak uitgelachen om zijn theorieën over de meest uiteenlopende dingen. Hij was ervan overtuigd dat Paul dood was en Elvis nog leefde, maar had ondertussen ook geleerd zijn gedachten te ordenen voor zijn fantasie hem iets ging laten zeggen of doen wat niet door iedereen werd begrepen.
            Maar wat moest hij nu doen? Wat nou als ze het wél was? En wat nou als Azieels geest wél Groningen onveilig maakte? Hoe langer hij erover nadacht, hoe aannemelijker het werd dat Anne zich de woede van Azieels geest op de hals had gehaald. Hij zou natuurlijk de politie kunnen bellen. Op de website werd een oproep gedaan aan getuigen om zich te melden en dat zou een goed begin kunnen zijn. Maar was het wel verstandig om de politie te vertellen over zijn theorie dat de studente was vermoord door de geest van een magiër uit de vierde eeuw die zijn amulet terug wilde? Het laatste waar hij op zat te wachten, was uitgelachen worden door mensen die hem helemaal niet kenden. Het was al erg genoeg dat zijn vrienden af en toe zo hun bedenkingen hadden. Ze zeiden het nooit hardop, maar soms zag hij het aan de manier waarop ze naar hem keken. Bovendien was het toch overduidelijk dat het om hetzelfde meisje ging; daar had hij geen bevestiging van de politie voor nodig. Wat had er ook alweer op de website gestaan over waar het lab zich had bevonden? Onder de Nieuwe Kerk? ‘Je niet weer laten meeslepen jonguh’, fluisterde zijn verstand heel zachtjes en heel in de verte, maar hij hoorde het al niet meer. Hij moest naar de Nieuwe Kerk.
            Rocco haalde zijn fiets van het slot en fietste zo snel hij kon naar de kerk. Gelukkig was de deur open en hij liep naar binnen. Zijn ogen moesten wennen aan het donker en dat gaf hem de tijd om te bedenken wat hij hier eigenlijk zocht. Na al die jaren leek het hem niet waarschijnlijk dat er nog iets te vinden zou zijn van het lab, maar misschien zou hij een aanwijzing kunnen vinden over Azieel of de amulet. Hij besloot een rondje door de kerk te lopen om te kijken of hij een deur naar de kelder kon vinden. Nog steeds niet helemaal gewend aan het donker liep hij tussen de kerkbanken door en keek om zich heen. Kerken gaven hem altijd een beetje de kriebels, met hun muffe geur en holle geluiden.
            Nu hij steeds mee gewend raakte aan het donker, zag Rocco een paar meter verderop een deur. Misschien dat die deur de doorgang naar meer duidelijkheid was? Hij liep naar de deur en morrelde aan de deurknop, die maar moeilijk in beweging kwam. Rocco probeerde met nog wat meer kracht de knop om te draaien tot hij zich realiseerde dat hij tegendruk kreeg. Met bonzend hart deed hij een stap naar achteren en zag de knop langzaam uit zichzelf omdraaien. De deur zwiepte open en een donkere gestalte kwam langzaam door de deuropening. Het was een oude man in een donkerblauwe mantel, met een witte baard, een kwaadaardige twinkeling in zijn ogen en een glimlach op zijn lippen. Maar die glimlach verdween al snel toen Rocco begon over het laboratorium van Azieel.
            ‘Ik heb geen idee waar je het over hebt. Ik kan je verzekeren dat er geen duivels lab te vinden is onder de kerk.’
            ‘Maar waarom mag ik dan niet in de kelder kijken? Waarom zit deze deur op slot?’
            Rocco probeerde beleefd te blijven, maar dat viel niet mee door een nieuwe stem in zijn hoofd, een stem die hij nog niet eerder had gehoord en die zó hard schreeuwde dat hij zichzelf niet eens meer kon verstaan, laat staan de man tegenover hem: ‘Jonguh! Wakker worden! Baardriaan liegt! Je gaat me toch niet vertellen dat je niet ziet wie dat is?’ Rocco kon bijna letterlijk een kwartje horen vallen toen tot hem doordrong wie er tegenover hem stond. De witte baard, de donkerblauwe mantel, de valse twinkeling in de ogen; hij had het die dag allemaal al eerder gezien. De tekening op de website over de zwarte magiër was griezelig nauwkeurig geweest. Maar dat kón helemaal niet. Natuurlijk was hij naar deze kerk gegaan om een moordlustige geest te vinden, maar ergens diep van binnen wist hij ook wel dat zijn theorie niet echt iets met de werkelijkheid te maken had. Geesten bestonden helemaal niet. Met zijn ogen dicht herhaalde Rocco de mantra die zijn psychiater hem had geleerd voor situaties waarin zijn fantasie op hol dreigde te slaan: ‘Paul leeft. Elvis is dood. Punt.’ Hij moest dat altijd vijf keer doen, maar voor de zekerheid gooide hij er nog vijf extra tegenaan, terwijl hij steeds het woord ‘punt’ heel hard riep. ‘Punt, punt, PUNT!’ Voorzichtig deed hij zijn ogen open.
            De magiër stond er nog steeds en keek hem bezwerend aan. De haren in Rocco’s nek gingen één voor één omhoog staan en een koude angstrilling liep via zijn kuiten en zijn rug omhoog naar zijn oren. Hij huiverde. Wat had hij wel niet gedacht dat er zou gebeuren? Had hij niet genoeg afleveringen van Supernatural gezien om te weten dat je nooit blindelings en ongewapend achter een geest aan moet gaan? Doodsbang schuifelde Rocco voorzichtig een paar stappen achteruit, maar de zwarte magiër deed net zoveel stappen naar voren. Hoe had hij in godsnaam zo stom kunnen zijn? Rocco schoof nog wat verder achteruit, Azieel geen moment uit het oog verliezend.
            Met elke vezel in zijn lichaam volledig gefocust op de oude man zag Rocco te laat de grote metalen beker die met een misselijkmakende dreun op zijn achterhoofd kapot werd geslagen. Hij viel op de grond en landde met zijn hoofd op de voeten van Azieel. Een stekende pijn maakte het moeilijk om na te denken of zelfs maar te ademen. Paniek maakte zich van hem meester toen hij met zijn hand aan zijn hoofd voelde en zag hoe erg hij bloedde. Rocco voelde hoe hij langzaam het bewustzijn verloor, maar zag voor hij weggleed nog net een tweede figuur in een donkerblauwe mantel over zich heen buigen, die mompelde: ‘Bij Azieel, wat een perfecte timing; gisteren de amulet gevonden en nu hebben we ook al een vrijwilliger voor het Azieel-offerritueel. En Bertus, doe die sinterklaasbaard eens af man... Fijn dat je er bent, maar een beetje meer respect voor de Zwarte Heer zou wel op zijn plaats zijn.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten